Wat is het toch een apart gevoel om thuis te komen als je een paar maanden bent weggeweest. Het is alsof je je thuis niet thuis voelt. 'Thuis' is nog de Eduard Prachtstraat in Paramaribo. Maar toch is alles hier in Nederland natuurlijk ook zo bekend. Het zal wel niet lang duren voor ik hier weer geïntegreerd ben. Ik heb in ieder geval veel zin om iedereen weer te zien! Ik merk bovendien dat ik hier midden in de voetbalgekte ben beland, een ziekte waar men in Suriname uiteraard geen last van had.
De laatste week in Suriname stond in het teken van het laatste archiefwerk dat ik nog wilde doen. Nog snel enkele belangrijke archiefstukken overnemen en kopiëren. Ik heb genoeg materiaal verzameld om een scriptie te schrijven. Nu maar hopen dat ik er de komende weken niet achter kom dat ik iets ben vergeten...
Vrijdagavond had onze Surinaamse begeleider, dhr. Egger, een bijeenkomst georganiseerd op de universiteit. Het was leuk om enkele studenten weer terug te zien na ruim een maand. We moesten ook een praatje houden over hoe ons onderzoek was verlopen. Omdat we daarvoor niets hadden voorbereid werd dat een beetje improviseren. Vervolgens namen we afscheid van dhr. Egger en de studenten.
Het laatste weekend in Suriname was absoluut geweldig! Het was één van de hoogtepunten van mijn verblijf in het tropische land, zo niet hét hoogtepunt. Christine en ik wilden allebei graag nog eens naar het binnenland: naar het tropische regenwoud en naar marrondorpen. Het probleem was alleen dat veel touroperators in Paramaribo exorbitant hoge prijzen vragen voor dergelijke trips. Dus wilden we op de bonnefooi gaan, met als extra voordeel dat onze trip dan veel avontuurlijker zou worden.
Zo gezegd, zo gedaan. Op zaterdagmorgen stonden we vroeg op en vertrokken we naar de Saramaccastraat, vanwaar openbaar vervoer bussen naar het binnenland vertrekken. Voordat we bij de bus waren werden we door tientallen mannen aangesproken die zich nogal opdrongen om voor te stellen ons naar het binnenland te brengen voor 50 srd. Gelukkig zijn we daar niet op ingegaan: een busticket bleek 16 srd (een eurootje of vier). Alleen de busreis was al avontuur; de 'bus' was eigenlijk een kleine vrachtwagen waar ramen en een deur in waren gemaakt. Van binnen was het ding bepakt en bezakt met allerlei voorwerpen die mensen mee wilden nemen naar het binnenland.
Het wegennet in Suriname is niet zo ingewikkeld. Vanaf Paramaribo kun je naar het oosten, richting Albina, of naar het westen, richting Nickerie. Deze beide wegen maken deel uit van de Oost-West verbinding. De derde optie is naar het zuiden; richting het binnenland. Dat is de koers die onze bus nam. Het was een tocht van ongeveer 5 uur richting Atjoni, een dorp aan het eind van de weg. In de bus maakten Christine en ik kennis met Marcia, een 19-jarige meid uit het binnenland, die in Paramaribo studeert en woont. Ze was op weg naar haar familie in het binnenland, die ze slechts enkele malen per jaar ziet.
Na een urenlange hobbeltocht in een rijdende centrifuge kwamen we bij het eind van de weg. Hier moesten we verder per boot naar ons einddoel: het dorp Jaw-Jaw (spreek uit: jou-jou). We dachten dat we hier lang zouden moeten onderhandelen met eigenaren van de korjaalboten, maar het was handig dat we Marcia hadden leren kennen. Binnen no time wisten we in welke boot we het beste konden stappen, ging de motor aan en waren we op weg. Wat we toen aanschouwden leek op een film.
Soepel glijdend over het brede, bruine water van de Surinamerivier kwamen links en rechts van ons panorama's in beeld van schitterende regenwouden, met af en toe een dorpje, bestaande uit houten hutjes midden in het woud. Soms was er een zendingspost te zien, een kerkje, een hospitaaltje of een schooltje. Maar vooral waren er bomen te zien; grote, kleine, omgevallen, in de meest bijzondere variëteiten. We waren terug in het regenwoud, dit maal per korjaal!
Marcia moest uitstappen bij een dorpje genaamd Kajapati. Maar omdat vrouwen eenmaal in de maand (tijdens hun periode) niet door de hoofdingang van het dorp mogen, moesten we een stukje verder varen naar een achteringang. We zijn nog even meegelopen door het dorpje, waar we vriendelijk werden begroet door de familie van Marcia. Ook in het binnenland van Suriname krijg je al snel eten aangeboden: we werden direct getrakteerd op cassavebrood met zelfgemaakte pindakaas, awarra's en maripa's (vruchten). Voor de vele hutten waren vrouwen bezig met het pellen en bereiden van vruchten en pinda's. Lopend door een marrondorp in de jungle waren we écht in een heel andere wereld terechtgekomen.
Vervolgens voeren we verder naar Jaw-Jaw, waar we Etto ontmoetten, een man die enkele hutjes voor bezoekers beheerde. Het leek wel of we even bewoners van het marrondorp waren. Marronkinderen renden in hun blootje langs onze hutten, op weg om te zwemmen in de rivier, waar vrouwen vrijwel continu bezig waren met de was. In het dorp bevond zich een klein winkeltje, waar enkele producten uit de stad te koop waren. Het was bijzonder om te zien dat men zelfs een potje tomatenpuree hadden van de Edah; en dat midden in het Amazone regenwoud! Net zoals het bijzonder was dat de meeste marrons in dat gebied, naast hun eigen taal, het Saramaccaans, ook Nederlands spraken. We vonden in het dorp dan ook een basischooltje, waar de leerboeken en posters gewoon in het Nederlands waren.
Op zondag hebben we, met Etto als gids, wat rondgewandeld. Zo hebben we ook het buurdorp bezocht en kregen we een goede indruk van het marronleven. Zoals gezegd: een compleet andere wereld. Het was goed dat Etto bij ons was, anders hadden we de bewoners soms flink beledigd. Bij de ingang van een dorp staat vaak een erepoort, ter afwering van boze geesten. Het is van belang dat mannen en vrouwen door een afzonderlijke poort gaan, iets waar Etto ons op attent kon maken. Buiten een dorp kwamen we bij de rivier een groep mannen tegen die bezig waren met het bouwen van korjalen; een schitterend gezicht en een hele mooie ambacht. Dankzij Etto konden we ook enkele dieren zien; zoals een groep apen in boomkruinen, waar we zelf waarschijnlijk straal voorbij waren gelopen.
Midden in het bos kwamen we ook een tafereel tegen dat we iets zieliger vonden: het vangen van vogeltjes. Ze werden gelokt door lokaas, waaronder een laag teer was gelegd, zodat de vogels vast zouden zitten. Later zagen we in een dorp dat het enkele jongens inderdaad gelukt was een mooie vogel te vangen. Goede kans dat deze uiteindelijk in een dierenwinkel in Paramaribo terecht zou komen.
's Middags maakten we wederom een wandeling, ditmaal recht door het oerwoud. Marcia was via de rivier overgekomen van het buurdorp en ze wilde wel onze gids zijn. Wederom een schitterende wandeling; wat een gebied! Al mijn superlatieven die ik over het regenwoud bij Brownsberg had opgeschreven zijn ook van toepassing op dit gebied. Marcia wist nog enkele lokale liederen te zingen (maar ook enkele Christelijke liederen) en ze had een panji (een traditioneel kledingstuk) meegenomen voor Christine. Aan het eind van de middag vertrok Marcia weer naar haar dorp. 's Avonds heb ik nog even gezwommen in een sula (stroomversnelling) en de rest van de avond hebben we doorgebracht op de veranda van onze hut.
Maandag zou een lange dag worden. Vroeg opstaan, nog een wandelingetje gemaakt. We kwamen een groep mannen tegen die wachtten op een korjaal naar Atjoni, waar ze de week zouden doorbrengen om te werken. Één van hen had een gitaar bij zich en speelde Imagine, van John Lennon. Dat was relaxt wakker worden voor ons. Ik heb ook nog even gezwommen in een sula, waar ik nog een mooie wond aan over heb gehouden (doordat de stroomversnelling me tegen een steen smeet), maar dat was het meer dan waard!
Tegen tien uur werden we per korjaal naar Atjoni gebracht, waar we Marcia weer ontmoetten. Ze vergezelde ons tijdens de lange rit naar Paramaribo.
's Avonds zijn we in Paramaribo uit eten geweest met onze huisgenoten, als afscheid. Ondanks dat we al vrij moe waren van ons avontuur van dat weekend, gingen we daarna nog de laatste dingen inpakken. Pas tegen een uur of half 2 's nachts vielen we vermoeid in bed, om de volgende morgen weer vroeg wakker te worden om onze kamers helemaal schoon te maken.
Onze laatste dag in Suriname! We zijn 's ochtends nog eenmaal de stad in geweest. Christine en ik hadden daar ook afgesproken met Marcia, die ons nog eenmaal wilde ontmoeten. Van haar heb ik toen ook een panji (een mannenversie) gehad. Toen we teruggingen naar de Heiligenweg, waar de busjes naar ons huis vandaan vertrekken, kregen we nogal natte voeten. Door een enorme regenbui was de halve binnenstad ondergelopen en waren de straten veranderd in rivieren.
Rond drie uur 's middags bracht Jeffrey, een van onze vaste taxichauffeurs ons naar het vliegveld. Van hem kregen we ook nog een afscheidscadeau; ik kreeg een mooi Suriname t-shirt.
Toen begon het lange wachten op de vlucht en het naar huis vliegen. Gelukkig hadden we geen vertraging. Toen we moe op Schiphol landden werden we daarna nog uitgebreid onderzocht op drugs, dankzij de 100% controle. Onze bagage werd minstens drie keer gescand, we werden door honden besnuffeld en we kregen een interview over wat we eigenlijk in Suriname hadden uitgevoerd. Daarna konden we eindelijk doorlopen naar de aankomsthal, waar we werden opgewacht; het einde van onze tijd in Suriname.
Mijn avontuur is nog niet voorbij: niet alleen zit ik met mijn hoofd nog in Suriname, ook moet ik van het materiaal dat ik in Suriname heb verzameld nog een scriptie produceren. De afgelopen twee maanden waren ontzettend leerzaam: ik heb veel geleerd over Suriname, over historisch onderzoek en over mezelf. Een ervaring die ik voor geen goud had willen missen. Een ervaring die mijn wereldbeeld heeft veranderd. Ik ben erg dankbaar dat ik zo'n mooi avontuur heb mogen meemaken.
Op naar het volgende avontuur...
donderdag 29 mei 2008
woensdag 21 mei 2008
Ontmoeting met de president
Afgelopen week was een hele bijzondere. Samen met mijn twee medestudenten bezochten we de jaarlijkse bijeenkomst van de Association of Caribbean Historians (ACH). Deze organisatie komt ieder jaar in een ander Caraibisch land bijeen voor een conferentie een ledenvergadering. Dit jaar kwam met toevallig in Suriname bijeen, dus konden wij meedoen. Het werd een hele belevenis!
Wat allereerst interessant was, was dat er maar liefst vijf mensen van de Universiteit Leiden en het KITLV kwamen, die ik allen kende. Met twee daarvan had ik direct te maken voor mijn onderzoek hier, waarvoor ik ze in Leiden ook al had gesproken. Maar ook bij de anderen had ik verschillende college's gevolgd.
De conferentie zelf duurde van zondagavond tot donderdag en vond plaats in Hotel Krasnapolsky. Er waren veel boeiende personen op af gekomen, dus we konden kennis maken met veel verschillende mensen. Iedere dag werden verschillende papers gepresenteerd, die vervolgens werden bediscussieerd. Niet alle onderwerpen spraken tot de verbeelding, maar er zaten zeker leuke papers bij. Vooral de paper van een van de leden van de Nederlandse delegatie, professor Emmer, werd heftig bediscussieerd, waarbij men soms wel erg ver ging.
Een belangrijk deel van de conferentie waren de recepties. Zondagavond natuurlijk de ontvangstreceptie, waar direct opviel dat het onmogelijk is om op Surinaamse recepties om te komen van de honger. Er werden continu allerlei hapjes aangeboden.
Maandagavond was de tweede receptie, in het presidentieel paleis. Bij deze receptie was president Venetiaan de gastheer. Volgens de uitnodiging was er een dresscode: een wandelkostuum. Laat ik nu net geen wandelkostuum hebben ingepakt toen ik naar Suriname kwam... Dus kocht ik 's middags nog snel even een overhemd met stropdas en deed ik mijn netste witte broek aan. Nette schoenen had ik niet, maar om die nu ook te gaan kopen vond ik iets te ver gaan.
Het presidentieel paleis was prachtig versierd (waarschijnlijk mede omdat Balkenende er de volgende dag zou komen). We werden met drankjes ontvangen op het zijterras. Na een korte tijd gingen de grote terrasdeuren open en konden we het paleis betreden. Daar stonden president Venetiaan met zijn vrouw, die we uiteraard de handen hebben geschud. Vervolgens liepen we door naar de achtertuin van het paleis, waar muziek speelde en hapjes en drankjes klaarstonden.
Daar zaten we dus, bij de president op visite. We kregen nog een toespraak van de president en vervolgens mengde deze zich nog tussen de gasten (wat hij normaal niet vaak schijnt te doen). Grappig was, dat we hem zelfs persoonlijk hebben gesproken en met hem op de foto staan.
Ook dinsdagavond was er een receptie, nu inclusief een culturele show. Ditmaal was de gastheer van de receptie de minister van Binnenlandse Zaken. Deze minister had ik al eerder gesproken (zelfs met hem geluncht) en het is een zeer aardige man, en bovendien een historicus. De culturele show was erg boeiend, een mix van de diverse culturen die in Suriname aanwezig zijn. Aan het slot hebben Christine en ik nog gedanst op Indische muziek, die absoluut swingend was. Gezien de hitte was het wel enigszins vermoeiend, maar nog niets vergeleken bij wat we donderdagavond zouden doen.
Donderdagavond was het afsluitende feest. Er was uitgebreid eten aanwezig en, uiteraard, muziek. Tot 's avonds laat hebben we gedanst, volgens mij was het fysiek niet meer gezond om nog door te dansen toen de muziek stopte. Gelukkig was er wel avondkoelte, maar desalniettemin zat iedereen behoorlijk te zweten. De conclusie mag in ieder geval duidelijk zijn: in Suriname weet men hoe een feestje georganiseerd moet worden!
Afgelopen weekend hebben we eindelijk Fort Zeelandia bezocht. Een interessante historische plek, die als verdedigingswerk weinig succes heeft gehad. Maar de meeste mensen zullen Fort Zeelandia kennen als de locatie van de decembermoorden. Het was best schokkend om op zo'n beladen plaats aanwezig te zijn.
Zondagmiddag zijn Christine en ik langsgeweest bij het atelier van Erwin de Vries, de kunstenaar. Eigenlijk was het niet zijn atelier, maar meer zijn huis, dat volstond met kunstwerken. De man gaf nogal hoog van zichzelf op, maar zijn kunstwerken waren dan ook wel mooi. Ze worden dan ook voor vele (tien-)duizenden euro's verkocht. Hij was net bezig met het ontwerp voor een nieuw slavernijmonument voor Suriname. Toen we weggingen hebben we nog een klein kunstwerkje meegekregen.
Inmiddels ben ik alweer bezig aan de laatste week hier. Vanavond gaan we uit eten met een van de docenten uit Leiden. Die docent had nog een weekje vakantie vastgeplakt aan zijn verblijf in Suriname voor de conferentie. Dit weekend hopen Christine en ik weer het oerwoud in te gaan, min of meer op de bonnefooi. We nemen een bus richting het binnenland, die net zover rijdt tot de weg ophoudt en dan gaan we verder met een uit een boomstam geholde boot over een kolkende rivier. Uiteindelijk willen we naar Jaw-Jaw, een dorpje in de jungle. Er schijnen wel nogal wat piranha's, vogelspinnen en slangen te zitten, dus we zijn erg benieuwd. We hebben er in ieder geval veel zin in!
Wat allereerst interessant was, was dat er maar liefst vijf mensen van de Universiteit Leiden en het KITLV kwamen, die ik allen kende. Met twee daarvan had ik direct te maken voor mijn onderzoek hier, waarvoor ik ze in Leiden ook al had gesproken. Maar ook bij de anderen had ik verschillende college's gevolgd.
De conferentie zelf duurde van zondagavond tot donderdag en vond plaats in Hotel Krasnapolsky. Er waren veel boeiende personen op af gekomen, dus we konden kennis maken met veel verschillende mensen. Iedere dag werden verschillende papers gepresenteerd, die vervolgens werden bediscussieerd. Niet alle onderwerpen spraken tot de verbeelding, maar er zaten zeker leuke papers bij. Vooral de paper van een van de leden van de Nederlandse delegatie, professor Emmer, werd heftig bediscussieerd, waarbij men soms wel erg ver ging.
Een belangrijk deel van de conferentie waren de recepties. Zondagavond natuurlijk de ontvangstreceptie, waar direct opviel dat het onmogelijk is om op Surinaamse recepties om te komen van de honger. Er werden continu allerlei hapjes aangeboden.
Maandagavond was de tweede receptie, in het presidentieel paleis. Bij deze receptie was president Venetiaan de gastheer. Volgens de uitnodiging was er een dresscode: een wandelkostuum. Laat ik nu net geen wandelkostuum hebben ingepakt toen ik naar Suriname kwam... Dus kocht ik 's middags nog snel even een overhemd met stropdas en deed ik mijn netste witte broek aan. Nette schoenen had ik niet, maar om die nu ook te gaan kopen vond ik iets te ver gaan.
Het presidentieel paleis was prachtig versierd (waarschijnlijk mede omdat Balkenende er de volgende dag zou komen). We werden met drankjes ontvangen op het zijterras. Na een korte tijd gingen de grote terrasdeuren open en konden we het paleis betreden. Daar stonden president Venetiaan met zijn vrouw, die we uiteraard de handen hebben geschud. Vervolgens liepen we door naar de achtertuin van het paleis, waar muziek speelde en hapjes en drankjes klaarstonden.
Daar zaten we dus, bij de president op visite. We kregen nog een toespraak van de president en vervolgens mengde deze zich nog tussen de gasten (wat hij normaal niet vaak schijnt te doen). Grappig was, dat we hem zelfs persoonlijk hebben gesproken en met hem op de foto staan.
Ook dinsdagavond was er een receptie, nu inclusief een culturele show. Ditmaal was de gastheer van de receptie de minister van Binnenlandse Zaken. Deze minister had ik al eerder gesproken (zelfs met hem geluncht) en het is een zeer aardige man, en bovendien een historicus. De culturele show was erg boeiend, een mix van de diverse culturen die in Suriname aanwezig zijn. Aan het slot hebben Christine en ik nog gedanst op Indische muziek, die absoluut swingend was. Gezien de hitte was het wel enigszins vermoeiend, maar nog niets vergeleken bij wat we donderdagavond zouden doen.
Donderdagavond was het afsluitende feest. Er was uitgebreid eten aanwezig en, uiteraard, muziek. Tot 's avonds laat hebben we gedanst, volgens mij was het fysiek niet meer gezond om nog door te dansen toen de muziek stopte. Gelukkig was er wel avondkoelte, maar desalniettemin zat iedereen behoorlijk te zweten. De conclusie mag in ieder geval duidelijk zijn: in Suriname weet men hoe een feestje georganiseerd moet worden!
Afgelopen weekend hebben we eindelijk Fort Zeelandia bezocht. Een interessante historische plek, die als verdedigingswerk weinig succes heeft gehad. Maar de meeste mensen zullen Fort Zeelandia kennen als de locatie van de decembermoorden. Het was best schokkend om op zo'n beladen plaats aanwezig te zijn.
Zondagmiddag zijn Christine en ik langsgeweest bij het atelier van Erwin de Vries, de kunstenaar. Eigenlijk was het niet zijn atelier, maar meer zijn huis, dat volstond met kunstwerken. De man gaf nogal hoog van zichzelf op, maar zijn kunstwerken waren dan ook wel mooi. Ze worden dan ook voor vele (tien-)duizenden euro's verkocht. Hij was net bezig met het ontwerp voor een nieuw slavernijmonument voor Suriname. Toen we weggingen hebben we nog een klein kunstwerkje meegekregen.
Inmiddels ben ik alweer bezig aan de laatste week hier. Vanavond gaan we uit eten met een van de docenten uit Leiden. Die docent had nog een weekje vakantie vastgeplakt aan zijn verblijf in Suriname voor de conferentie. Dit weekend hopen Christine en ik weer het oerwoud in te gaan, min of meer op de bonnefooi. We nemen een bus richting het binnenland, die net zover rijdt tot de weg ophoudt en dan gaan we verder met een uit een boomstam geholde boot over een kolkende rivier. Uiteindelijk willen we naar Jaw-Jaw, een dorpje in de jungle. Er schijnen wel nogal wat piranha's, vogelspinnen en slangen te zitten, dus we zijn erg benieuwd. We hebben er in ieder geval veel zin in!
zondag 11 mei 2008
De tijd vliegt nog steeds
Het is ongelooflijk hoe snel mensen geneigd zijn om over andere (groepen) mensen in stereotypen te denken. Dat gebeurt vandaag de dag volop, maar vroeger was het niet anders. Mensen in Suriname, waar verschillende bevolkingsgroepen naast (of langs) elkaar leefden, hadden er ook een handje van. Alle bevolkingsgroepen kregen door alle andere bevolkingsgroepen hun eigen etiket. Zo zouden de Hindostaanse contractarbeiders gierig en gewelddadig zijn geweest, de Javaanse contractanten gewillig, maar geneigd om al hun verdiende geld te verbrassen.
Veel van dit soort typeringen zijn vandaag de dag nog springlevend in Suriname en terugkijkend met behulp van het archief is het soms lastig om je van dit soort stereotypische vooroordelen te ontdoen. Toch is het een interessante bezigheid om te achterhalen waar dit soort stereotypen vandaan komen en natuurlijk wat er van waar is. Dat is dan ook één van de punten van mijn onderzoek.
Het vele archiefwerk werpt inmiddels steeds meer vruchten af. Dat mag ook wel, want ik heb zelfs al twee zaterdagochtenden achter elkaar in het Nationaal Archief Suriname gezeten. Daarnaast breng ik er doordeweeks natuurlijk aardig wat uurtjes door. Dankzij mijn laptop kan ik alle archiefstukken redelijk snel verwerken. Maar afgelopen week ben ik me in het archief toch wel behoorlijk geschrokken!
Ik kwam aan in het archief, zette zoals ik gewoon ben mijn laptop klaar en drukte op het power-knopje. De eerste drie seconden waren nog normaal, maar toen werd het beeld zwart.
'DISC ERROR'
Er was iets mis met de harde schijf van mijn laptop! En dat terwijl ik dat apparaat hier hard nodig heb! Ik zag mijn archiefwerk al in duigen vallen! Gelukkig had ik wel back-ups gemaakt van alles wat ik tot dusver had. Ik gaf niet direct op... een paar keer opnieuw opstarten en wat rommelen op de plaats waar ik wist dat de harde schijf zat hadden geen resultaat. Uiteindelijk heb ik met twee sleutels de harde schijf uit de laptop gehaald en weer stevig teruggeplaatst en wat een opluchting: alles werkte weer! Waarschijnlijk was de taxi een beetje te hard over een verkeersdrempel gereden waardoor de harde schijf los was geschoten.
Behalve het archiefwerk heb ik afgelopen week ook weer een interview gedaan, ditmaal in Lelydorp. Er gaat een busje vanuit Paramaribo naar Lelydorp en busjes hier zijn geweldig! Sommige zien er wat gammel uit, de snelheidsmeter werkt vaak niet, maar daar staat tegenover dat er geweldige Caraïbische muziek uit de luidsprekers schalt. Als je eruit wil moet je op de schel (de bel) drukken en dan stopt het busje.
Omdat ik wat te vroeg in Lelydorp was, kocht ik er een krantje en ging in een Surinaams café wat drinken. Uiteraard werd ik daar als bakra (een min of meer negatieve term voor Hollander) al snel gevonden door enkele minder bedeelden die wel wat geld of koffie wilden hebben. Ik knoop soms een praatje met ze aan, maar na een uurtje in het centrumpje van Lelydorp (waar ik ook een lekker portie roti-kip ophad), liep ik alvast richting het huis van degene die ik moest interviewen. Dat bleek nog een fiks eind lopen, minstens een half uur in de brandende zon. Maar uiteindelijk kwam ik er dan, en werd ik er vriendelijk ontvangen. Ik was even vergeten dat het in Suriname gebruikelijk is dat er eten voor je klaarstaat als je aan het begin van de middag bij iemand komt. Dus, hoewel mijn maag nog vol zat, kon ik weer aan de bak. Ik zal er zeker niet over klagen!
De terugweg was ook weer een belevenis. De chef (buschauffeur) zette wel een beetje een dubieus muziekje op (ik meende woorden als 'Nederlanders moordenaars' en 'Den Haag moordmachine' op te vangen), maar het tochtje was weer leuk. In Suriname rijdt men aan de linkerkant van de weg, maar omdat veel auto's uit Nederland of Amerika komen, zit het stuur bij bijna een derde van de auto's aan de verkeerde kant. Het maakt het verkeer er niet veel veiliger op...
Toen ik thuiskwam hadden Annika en Christine weer roti voor me klaarstaan (nog bedankt !) We moesten direct door, want we hadden een verjaardag van ene mevrouw Carlien, die 60 werd. Carlien is de tante van een studente die we hier hebben ontmoet, dat is hier goed genoeg om in aanmerking te komen om een verjaardagsfeest bij te mogen wonen. De dag erna, op 8 mei, zou mijn vader 60 worden, dus dat vierde ik er maar gelijk bij. Carlien had eerst een dankdienst in haar eigen tuin en daarna barstte het feest los, met Surinaamse muziek en.... Surinaams eten (alweer!) Verschillende mensen ontmoet, waaronder een aantal Nederlandse Surinamers met een Amsterdam accent, uit onze hoofdstad dus.
Inmiddels is het weer weekend. Vorig weekend ben ik zaterdag, na de ochtend in het archief, met Christine naar Paramaribo Zoo gegaan. Paramaribo Zoo bevind zich op een van de vele rustieke plekjes in Paramaribo. Hoewel sommige dieren (vooral de apen) in opvallend kleine, saaie kooitjes zaten, was het wel een hele belevenis! Uiteraard deden we ook de speeltuin van Paramaribo Zoo aan, waar zich een geweldig kabelbaantje bevond, hoewel er wel een flinke plas modder onder lag. Nadat ik er op was geroesjt, ging Christine het proberen. Helaas, helaas, ze trok zich niet ver genoeg op en kwam midden in de modderplas terecht. Uiteraard zag ze er nogal... vies uit daarna, maar hilariteit alom. Op de terugweg van Paramaribo Zoo kwamen we nog langs een veld waar een stel Surinamers aan het voetballen waren en werd ik direct uitgenodigd om mee te doen. Misschien dat ik later nog op dat aanbod inga, maar toen was het tijd om weer huiswaarts te gaan.
De zondag erna ben ik weer naar de Tabernacle kerk geweest, waar de dienst wederom bijzonder lang duurde (ditmaal van half 11 tot half 3).
Afgelopen vrijdagavond had Christine een interview met Erwin de Vries, de bekendste kunstenaar van Suriname. Het interview vond plaats in 't Vat, een café-restaurant die min of meer dient als Nederlandse enclave in Paramaribo. Er zijn meestal alleen Nederlanders, en 's avonds komt Erwin de Vries er zeer vaak. Ik liet Christine eerst even haar interview doen, en ging zelf even wandelen. Al snel kwam ik aan de praat met een lokale Javaanse jongen, die me allerlei sterke verhalen wist te vertellen. Onder andere dat het wrak van de Goslar, een Duits schip uit de Tweede Wereldoorlog dat nog steeds midden in de Suriname rivier voor Paramaribo ligt, niet kan worden geborgen, omdat er dan zo'n ontzettende draaikolk zou ontstaan dat de hele rivier leegstroomt.
Na een uurtje ging ook ik naar 't Vat, waar ik zelf ook nog uitgebreid met onder anderen Erwin de Vries heb gesproken. We hadden een interessant gesprek en op een gegeven moment liet hij me voor me uit kijken, pakte zijn schetsboek, en begon een tekening van me te maken. Dus nu heb ik een originele Erwin de Vries tekening, van mij. Deze schilder/beeldhouwer is de meest beroemde van Suriname en heeft onder andere het slavernijmonument in Amsterdam ontworpen. Voor ik naar Suriname kwam was ik kort in Parijs, daar maken kunstenaars ook zulk soort tekeningen in Montmarte, voor tientallen euro's. Maar mijn tekening is van een gerenommeerd kunstenaar, die flink wat geld heeft verdiend met zijn werken.
Gisterenochtend kwam ik in het archief een Nederlandse historicus tegen, die ik in Leiden ook al had gesproken. En vanmorgen kwam onze scriptiebegeleider, dhr. Meel, even kort langs bij ons huis. Hij is gisteren in Suriname aangekomen. Vanavond begint de jaarlijkse conferentie van de Association of Caribbean Historians, dus ik ben benieuwd wat we tegen gaan komen. Als het goed is, hebben we dinsdagavond een receptie in het voormalige gouverneurspaleis, tegenwoordig het presidentieel paleis.
Misschien gaan we ook Balkenende nog zien, die zich dezer dagen ook in Suriname ophoud. Vorige week hebben we hier nog een lezing bijgewoond van Tweede-Kamerlid Van Bommel, die betoogde dat Balkenende namens de Nederlandse regering zijn excuses moet aanbieden voor het slavernijverleden. De Surinamers zelf denken hier zeer verschillend over, maar toch ben ik benieuwd wat Balkenende gaat doen.
Zelf hoop ik op een leuke conferentie. Ik ben vandaag een beetje grieperig (het heerst hier ook). Ik heb vooral zin om de komende tijd nog wat leuk archiefwerk te doen, en nog meer zin om nog een keertje naar het regenwoud te gaan voor ik, over minder dan 2,5 week, weer naar Nederland hoop terug te keren.
Veel van dit soort typeringen zijn vandaag de dag nog springlevend in Suriname en terugkijkend met behulp van het archief is het soms lastig om je van dit soort stereotypische vooroordelen te ontdoen. Toch is het een interessante bezigheid om te achterhalen waar dit soort stereotypen vandaan komen en natuurlijk wat er van waar is. Dat is dan ook één van de punten van mijn onderzoek.
Het vele archiefwerk werpt inmiddels steeds meer vruchten af. Dat mag ook wel, want ik heb zelfs al twee zaterdagochtenden achter elkaar in het Nationaal Archief Suriname gezeten. Daarnaast breng ik er doordeweeks natuurlijk aardig wat uurtjes door. Dankzij mijn laptop kan ik alle archiefstukken redelijk snel verwerken. Maar afgelopen week ben ik me in het archief toch wel behoorlijk geschrokken!
Ik kwam aan in het archief, zette zoals ik gewoon ben mijn laptop klaar en drukte op het power-knopje. De eerste drie seconden waren nog normaal, maar toen werd het beeld zwart.
'DISC ERROR'
Er was iets mis met de harde schijf van mijn laptop! En dat terwijl ik dat apparaat hier hard nodig heb! Ik zag mijn archiefwerk al in duigen vallen! Gelukkig had ik wel back-ups gemaakt van alles wat ik tot dusver had. Ik gaf niet direct op... een paar keer opnieuw opstarten en wat rommelen op de plaats waar ik wist dat de harde schijf zat hadden geen resultaat. Uiteindelijk heb ik met twee sleutels de harde schijf uit de laptop gehaald en weer stevig teruggeplaatst en wat een opluchting: alles werkte weer! Waarschijnlijk was de taxi een beetje te hard over een verkeersdrempel gereden waardoor de harde schijf los was geschoten.
Behalve het archiefwerk heb ik afgelopen week ook weer een interview gedaan, ditmaal in Lelydorp. Er gaat een busje vanuit Paramaribo naar Lelydorp en busjes hier zijn geweldig! Sommige zien er wat gammel uit, de snelheidsmeter werkt vaak niet, maar daar staat tegenover dat er geweldige Caraïbische muziek uit de luidsprekers schalt. Als je eruit wil moet je op de schel (de bel) drukken en dan stopt het busje.
Omdat ik wat te vroeg in Lelydorp was, kocht ik er een krantje en ging in een Surinaams café wat drinken. Uiteraard werd ik daar als bakra (een min of meer negatieve term voor Hollander) al snel gevonden door enkele minder bedeelden die wel wat geld of koffie wilden hebben. Ik knoop soms een praatje met ze aan, maar na een uurtje in het centrumpje van Lelydorp (waar ik ook een lekker portie roti-kip ophad), liep ik alvast richting het huis van degene die ik moest interviewen. Dat bleek nog een fiks eind lopen, minstens een half uur in de brandende zon. Maar uiteindelijk kwam ik er dan, en werd ik er vriendelijk ontvangen. Ik was even vergeten dat het in Suriname gebruikelijk is dat er eten voor je klaarstaat als je aan het begin van de middag bij iemand komt. Dus, hoewel mijn maag nog vol zat, kon ik weer aan de bak. Ik zal er zeker niet over klagen!
De terugweg was ook weer een belevenis. De chef (buschauffeur) zette wel een beetje een dubieus muziekje op (ik meende woorden als 'Nederlanders moordenaars' en 'Den Haag moordmachine' op te vangen), maar het tochtje was weer leuk. In Suriname rijdt men aan de linkerkant van de weg, maar omdat veel auto's uit Nederland of Amerika komen, zit het stuur bij bijna een derde van de auto's aan de verkeerde kant. Het maakt het verkeer er niet veel veiliger op...
Toen ik thuiskwam hadden Annika en Christine weer roti voor me klaarstaan (nog bedankt !) We moesten direct door, want we hadden een verjaardag van ene mevrouw Carlien, die 60 werd. Carlien is de tante van een studente die we hier hebben ontmoet, dat is hier goed genoeg om in aanmerking te komen om een verjaardagsfeest bij te mogen wonen. De dag erna, op 8 mei, zou mijn vader 60 worden, dus dat vierde ik er maar gelijk bij. Carlien had eerst een dankdienst in haar eigen tuin en daarna barstte het feest los, met Surinaamse muziek en.... Surinaams eten (alweer!) Verschillende mensen ontmoet, waaronder een aantal Nederlandse Surinamers met een Amsterdam accent, uit onze hoofdstad dus.
Inmiddels is het weer weekend. Vorig weekend ben ik zaterdag, na de ochtend in het archief, met Christine naar Paramaribo Zoo gegaan. Paramaribo Zoo bevind zich op een van de vele rustieke plekjes in Paramaribo. Hoewel sommige dieren (vooral de apen) in opvallend kleine, saaie kooitjes zaten, was het wel een hele belevenis! Uiteraard deden we ook de speeltuin van Paramaribo Zoo aan, waar zich een geweldig kabelbaantje bevond, hoewel er wel een flinke plas modder onder lag. Nadat ik er op was geroesjt, ging Christine het proberen. Helaas, helaas, ze trok zich niet ver genoeg op en kwam midden in de modderplas terecht. Uiteraard zag ze er nogal... vies uit daarna, maar hilariteit alom. Op de terugweg van Paramaribo Zoo kwamen we nog langs een veld waar een stel Surinamers aan het voetballen waren en werd ik direct uitgenodigd om mee te doen. Misschien dat ik later nog op dat aanbod inga, maar toen was het tijd om weer huiswaarts te gaan.
De zondag erna ben ik weer naar de Tabernacle kerk geweest, waar de dienst wederom bijzonder lang duurde (ditmaal van half 11 tot half 3).
Afgelopen vrijdagavond had Christine een interview met Erwin de Vries, de bekendste kunstenaar van Suriname. Het interview vond plaats in 't Vat, een café-restaurant die min of meer dient als Nederlandse enclave in Paramaribo. Er zijn meestal alleen Nederlanders, en 's avonds komt Erwin de Vries er zeer vaak. Ik liet Christine eerst even haar interview doen, en ging zelf even wandelen. Al snel kwam ik aan de praat met een lokale Javaanse jongen, die me allerlei sterke verhalen wist te vertellen. Onder andere dat het wrak van de Goslar, een Duits schip uit de Tweede Wereldoorlog dat nog steeds midden in de Suriname rivier voor Paramaribo ligt, niet kan worden geborgen, omdat er dan zo'n ontzettende draaikolk zou ontstaan dat de hele rivier leegstroomt.
Na een uurtje ging ook ik naar 't Vat, waar ik zelf ook nog uitgebreid met onder anderen Erwin de Vries heb gesproken. We hadden een interessant gesprek en op een gegeven moment liet hij me voor me uit kijken, pakte zijn schetsboek, en begon een tekening van me te maken. Dus nu heb ik een originele Erwin de Vries tekening, van mij. Deze schilder/beeldhouwer is de meest beroemde van Suriname en heeft onder andere het slavernijmonument in Amsterdam ontworpen. Voor ik naar Suriname kwam was ik kort in Parijs, daar maken kunstenaars ook zulk soort tekeningen in Montmarte, voor tientallen euro's. Maar mijn tekening is van een gerenommeerd kunstenaar, die flink wat geld heeft verdiend met zijn werken.
Gisterenochtend kwam ik in het archief een Nederlandse historicus tegen, die ik in Leiden ook al had gesproken. En vanmorgen kwam onze scriptiebegeleider, dhr. Meel, even kort langs bij ons huis. Hij is gisteren in Suriname aangekomen. Vanavond begint de jaarlijkse conferentie van de Association of Caribbean Historians, dus ik ben benieuwd wat we tegen gaan komen. Als het goed is, hebben we dinsdagavond een receptie in het voormalige gouverneurspaleis, tegenwoordig het presidentieel paleis.
Misschien gaan we ook Balkenende nog zien, die zich dezer dagen ook in Suriname ophoud. Vorige week hebben we hier nog een lezing bijgewoond van Tweede-Kamerlid Van Bommel, die betoogde dat Balkenende namens de Nederlandse regering zijn excuses moet aanbieden voor het slavernijverleden. De Surinamers zelf denken hier zeer verschillend over, maar toch ben ik benieuwd wat Balkenende gaat doen.
Zelf hoop ik op een leuke conferentie. Ik ben vandaag een beetje grieperig (het heerst hier ook). Ik heb vooral zin om de komende tijd nog wat leuk archiefwerk te doen, en nog meer zin om nog een keertje naar het regenwoud te gaan voor ik, over minder dan 2,5 week, weer naar Nederland hoop terug te keren.
Foto's bij: de tijd vliegt nog steeds
De ingang van Paramaribo Zoo.
Een (vogel-)kooi in Paramaribo Zoo (van een zg. blasman).
Een boomstam, ehh krokodil.
Een slome tijger in een kooi.
Paramaribo Zoo.
Eeehm..
De Paramaribo Zoo speeltuin!
Een (geasfalteerde!) weg in Lelydorp (die ik overigens helemaal uit moest lopen).
Het presidentieel paleis in Paramaribo.
Een rustige straat in Paramaribo.
Hervormde kerk, Paramaribo.
Een van de grootste houten kathedralen ter wereld... niet zo stevig gebouwd echter, daarom staat 'ie in de steigers ter renovatie.
Parbo bier > Heineken bier
Gezellig marktje op Spanhoek, Paramaribo.
Voor de cultureel verantwoorde trek...
Het gebouw van de Nationale Assemblee, de Tweede Kamer van Suriname.
Blokker, afdeling Paramaribo.
Straat in Paramaribo.
Een Evangelische Broeder Gemeente kerk.
En dezelfde kerk...
De Maagdenstraat.
Nogmaals de Maagdenstraat (check het busje, dat is hier op openbaar vervoer!)
Straat in Paramaribo.
De Heiligenweg, een standplaats voor busjes.
Fort Zeelandia
Nogmaals Fort Zeelandia, met onze voormalige konining ervoor (die vroeger wel een prominentere plek in Paramaribo had).
Momument voor de gevallen Surinamers tijdens de Tweede Wereldoorlog, met kransen, omdat hier ook dodenherdenking wordt gehouden op 4 mei.
De krans van de Nederlandse ambassade.
Houten huizen aan de Waterkant, Paramaribo.
woensdag 30 april 2008
It's a jungle out here
Wat een schitterend land!
Dat is mijn belangrijkste conclusie na afgelopen weekend. Het tropisch regenwoud heeft mij totaal in haar greep gekregen. Ik zal bij het begin beginnen.
Net als vorig weekend gingen we afgelopen weekend met Soeradj, een Surinaamse student, op stap. Gingen we vorige week naar Nickerie, dit weekend zijn we naar Brownsberg geweest, een groot natuurgebied van Stinasu (Stichting Natuurbehoud Suriname). Rond half acht zaterdagmorgen kwam Soeradj voorrijden, in onze gehuurde Mitshubishi jeep. Na in de stad, bij een van de vele chinese supermarktjes, nog wat blokijs voor in de koelboxen te hebben ingeslagen, reden we Paramaribo uit. De 'Highway' vlak buiten Paramaribo is nog redelijk, hoewel er flinke gaten in het wegdek zitten en er geen strepen op de weg staan. Maar na nog geen uur rijden kwamen we langs de enorme fabrieken van Suralco, een bauxietbedrijf. Vanaf daar begonnen de rode bauxietwegen door de jungle en die wegen zijn niet bepaald egaal. Als in een centrigufe gestopt, werden we flink door elkaar gerammeld voor enkele uren achter elkaar. Het uitzicht maakte echter veel goed, links en rechts van de brede weg zagen we oerwoud, af en toe een marrondorp (en af en toe een autowrak). Verbazingwekkend om zelfs af en toe een fietser te zien op de lange, lange weg.
Na enkele uren rijden kwamen we aan bij Brownsweg, een klein dorpje aan de voet van de 500 meter hoge Brownsberg. Brownsweg is een transmigratiedorp; in 1960-1964 werd in de nabijheid van dit dorp een enorm stuwmeer aangelegd: het prof. dr. ing. Van Blommesteinmeer (tegenwoordig Brokopondomeer). Een enorm stuk tropisch regenwoud, voor veel mensen hun thuis, werd onder water gezet. Veel boslandcreolen die er woonden (nazaten van de marrons, weggelopen slaven die zich in het regenwoud hadden gevestigd) moesten hals over kop verhuizen. Van de regering kregen ze in onder andere in Brownsweg huizen (of beter: huisjes) aangeboden.
De bauxietweg maakte bij Brownsweg heel even plaats voor een klein stukje asfaltweg, maar vervolgens namen wij een afslag richting Brownsberg. Alles veranderde. De brede weg maakte plaats voor een smalle zandweg, waar een four-wheel-drive geen overbodige luxe was, hoewel er ook Volkswagenbusjes naar boven reden (Volkswagenbusjes kunnen overal rijden). Snel rijden zat er niet meer in en al snel begon de weg te klimmen. Met links en rechts, vlak naast het pad, tropisch regenwoud. Wat een schitterend gezicht! Alsof we ineens in een andere wereld terecht waren gekomen, in een droom. Felblauw gekleurde vlinders, schitterende vogels, aparte knaagdieren, er fladderde en liep van alles. Het bos, een hooglandbos, was overal begroeid. Vanaf de grond tot aan de kruinen van de hoge bomen. Bij enkele uitzichtpunten moesten we even stoppen om te genieten. Soeradj's moeder bleek voor ons roti te hebben gemaakt, een Hindostaanse specialiteit. Na die heerlijke maaltijd reden we verder richting het Mazaroniplateau, waar Stinasu een kamp heeft. In dat kamp hadden we een simpele hut gehuurd, met keuken, en plaats voor enkele hangmatten (die we gelukkig konden lenen van onze huisgenoten in Paramaribo, omdat we ze zelf nog niet gekocht hadden). Het was overigens geen hermetisch afgeloten hut, er was een dak, er waren wanden, maar er waren ook voldoende openingen voor ventilatie (en voor het naar binnen kruipen van beestjes...).
Zonder lang te treuzelen, besloten we op verkenningstocht te gaan. Er zijn in de buurt van het kamp enkele watervallen, waarvan we er twee besloten te bezoeken: de Ireneval (genoemd naar prinses Irene) en de Leoval (genoemd naar.. ehh.. Leo? Leo bleek een memorabele gids te zijn geweest die deze waterval jaren geleden ontdekte).
Het tropisch regenwoud deed mij versteld staan. Wat een pracht! Wat een avontuur voor de zintuigen! Je ziet de enorme schoonheid, de kleurenpracht van bloemen, planten en dieren. Je hoort overal fluitende en schreeuwende vogels, gebulder van brulapen, geruis van watervallen, beekjes, de wind. Je ruikt het vocht dat opstijgt uit de bodem, waar een dikke laag humus ligt. Je proeft de heerlijke smakende vruchten. Je voelt de ruwe textuur van bladeren, boomstammen, het lijkt soms wel of je de lucht kunt voelen. Je voelt je goed! Het bos is zó schitterend, iets waarvoor je respect moet hebben. Het regenwoud is alles wat je erover hebt gehoord, en meer. Superlatieven schieten hier echt te kort.
Tijdens onze flinke wandeling liepen we het eerste deel mee met een boslandcreool, Danta Bai, die van alles wist over het bos, omdat hij er is opgegroeid. Zo sloeg hij met een stuk hout op de uitstulpende wortels van een enorme boom, het geluid dat dat produceerde was diep en droeg erg ver. Dus als je ooit verdwaald raakt in het bos...
Als Tarzan konden we slingeren aan lianen en moesten we klimmen en klauteren over moeilijk begaanbare, dalende paadjes. Uiteindelijk kwamen we bezweet aan bij de Ireneval. Weer werden we overvallen door de grote schoonheid. Een frisse waterval, waar vers bronwater naar beneden valt, omgeven door tropisch woud. Beneden groeiden allerlei mos- en varensoorten. Uiteraard doken we in het water en lieten we ons douchen door de waterval. Een groot genot! Het mooiste tropisch zwemparadijs in Nederland is er absoluut niets bij.
Helaas konden we er niet altijd blijven en moesten we weer teruglopen. Maar de terugtocht was geen straf, want altijd is er iets te zien in het bos. Bovendien gingen we op de terugweg naar een andere waterval, de Leoval. Wederom een schitterende waterval, en ook hier was het: zwembroek aan en genieten! Het water bij de Leoval stortte echter met zo'n snelheid naar beneden dat het zeer deed op je rug, een echte massagestraal. We vonden er nog een diep, donker hol, waar volgens zich volgens verhalen een grote kaaiman in schuilhoudt (goede kans dat het nog echt waar is ook).
Aan het eind van de middag kwamen we weer terug in ons kamp. Soeradj was onderweg een kennis van hem tegengekomen, Vincent, een boslandcreool die tevens gids is en een hele aardige man. Hij hielp ons met het vastbinden van onze hangmatten. Dat moest uiteraard wel grondig gebeuren, anders lagen we 's nachts op de grond. We hadden uit de stad eten meegenomen, wat nu kon worden klaargemaakt in de keuken: groentesalade, bruine bonen en saus. Vincent at mee. Ik ben hier met twee vrouwen, dus het gesprek ging er al snel over of hij een vriendin had... Hij stelde twee eisen aan zijn toekomstige vrouw: ze moest van Jezus houden, van vlees en van hem. Daar kon ik me wel in vinden...
Toen de schemer viel, tegen half 7, zijn we nog een korte wandeling gaan maken. Als het hier begint te schemeren is het al snel donker. Enkele dieren komen dan pas in actie. Één van de dingen die ik niet snel zal vergeten, is een enorme 'snelweg' van bosmieren die we vonden. Allemaal droegen ze een stukje blad, op weg naar een vergelegen nest. Een fascinerend gezicht, bij het licht van de zaklantaarn.
Na een potje kaarten in de avond, gingen we naar bed, of beter gezegd, naar de hangmat. Omdat we dachten dat er nog meer mensen in het hutje zouden komen, hadden Christine en ik onze hangmatten buiten opgehangen, zodat er voldoende ruimte was. Maar bovendien is het gewoon leuk om buiten te slapen. Het was op het overdekte terras, dus we hadden wel een dak boven ons hoofd. Dat is wel handig in een regenwoud. Slapen in een hangmat was even wennen, maar het lukte uiteindelijk vrij goed. Muggen waren er niet zoveel, vanwege de hoogte vinden muggen het Mazaroniplateau te koud. Nederlanders vinden niet zo snel iets koud, maar 's ochtends werd het toch wel fris. 's Nachts moest ik nog naar het toiletgebouwtje, altijd hachelijk, want er kunnen zomaar slangen op de weg liggen. Bij het zeer zwakke licht van mijn telefoonzaklamp meende ik er één gezien te hebben. Maar aangezien ik op slippers liep en blote benen had ben ik maar niet uitgebreid gaan kijken in het donker van de nacht.
De ochtend was weer fenomenaal. Het uitzicht dat we hadden, vanaf het plateau op het omringende oerwoud, was schitterend. Door de hoge vochtigheid hing er een prachtige nevel over de bossen. Al snel ontdekten we een groep aapjes, die het zich nabij het kamp in de boomtoppen gemakkelijk hadden gemaakt. Er werd driftig heen en weer gesprongen.
Na een ochtendwandeling naar een uitzichtpunt, een ontbijt en een rustperiode, zijn we weer gaan wandelen in het tropische bos, hetgeen nooit verveeld. Ondanks onze moeie voeten hebben we nog behoorlijk geklommen en gewandeld, en nog een klein, bescheiden watervalletje gezien, heel lieflijk, heel mooi. Als ik terugdenkt aan het bos word ik er weer lyrisch van.
Toen we terugwaren in het kamp hebben we nog wat gegeten en tegen half 3 stapten we weer in de jeep om richting Paramaribo te gaan. Na wederom een lange, hobbelige rit, kwamen we daar in het begin van de avond, uitgeput, aan. Onze hoofden zaten nog vol verhalen, avonturen. Vol van het bos.
Het afgelopen weekend was absoluut het hoogtepunt van mijn verblijf in Suriname tot nu toe. Door het tropisch regenwoud was ik zelfs vergeten dat Feyenoord dat weekend de bekerfinale speelde, een wedstrijd die ze overigens hebben gewonnen...
De werkdagen hier zijn we bezig met ons onderzoek. Mijn onderzoek naar de immigratie van Javaanse contractarbeiders vordert gestaag. In de archieven vind ik steeds meer bruikbaar materiaal, daarnaast zijn in de bibliotheek van het Surinaams Museum interessante boeken te vinden. Vorige week donderdag had ik mijn eerste interview, met een Javaanse wetenschapper en Javanist, iemand die de Javaanse cultuur in ere wil houden. Hij woonde, zoaals veel Javanen, een heel eind buiten de stad, dus dat betekende een eind met de taxi. Gelukkig hebben we onze vaste, betrouwbare chauffeur. De wat oudere, wijze meneer had wel wat weg van Mr. Miyagi. Zo zag hij eruit, en zo praatte hij ook. Hij, zijn vrouw, en enkele andere personen die aanwezig waren, bleken zeer vriendelijke mensen te zijn. Ik heb de hele ochtend met hem gepraat en hij kon me zeker nuttige aanwijzingen geven.
Deze week heb ik de maandag gebruikt om een beetje bij te komen. Dinsdag ben ik naar het archief geweest, vandaag naar het Surinaams Museum. Morgen is het Dag van de Arbeid, dus alles is dicht. Ook de winkels, helaas. Waarschijnlijk wordt morgen dan ook wasdag en leesdag.
Naast het onderzoek zit er nu continu nóg iets in mijn hoofd: het tropisch regenwoud. Wat is Suriname toch een schitterend land!
Dat is mijn belangrijkste conclusie na afgelopen weekend. Het tropisch regenwoud heeft mij totaal in haar greep gekregen. Ik zal bij het begin beginnen.
Net als vorig weekend gingen we afgelopen weekend met Soeradj, een Surinaamse student, op stap. Gingen we vorige week naar Nickerie, dit weekend zijn we naar Brownsberg geweest, een groot natuurgebied van Stinasu (Stichting Natuurbehoud Suriname). Rond half acht zaterdagmorgen kwam Soeradj voorrijden, in onze gehuurde Mitshubishi jeep. Na in de stad, bij een van de vele chinese supermarktjes, nog wat blokijs voor in de koelboxen te hebben ingeslagen, reden we Paramaribo uit. De 'Highway' vlak buiten Paramaribo is nog redelijk, hoewel er flinke gaten in het wegdek zitten en er geen strepen op de weg staan. Maar na nog geen uur rijden kwamen we langs de enorme fabrieken van Suralco, een bauxietbedrijf. Vanaf daar begonnen de rode bauxietwegen door de jungle en die wegen zijn niet bepaald egaal. Als in een centrigufe gestopt, werden we flink door elkaar gerammeld voor enkele uren achter elkaar. Het uitzicht maakte echter veel goed, links en rechts van de brede weg zagen we oerwoud, af en toe een marrondorp (en af en toe een autowrak). Verbazingwekkend om zelfs af en toe een fietser te zien op de lange, lange weg.
Na enkele uren rijden kwamen we aan bij Brownsweg, een klein dorpje aan de voet van de 500 meter hoge Brownsberg. Brownsweg is een transmigratiedorp; in 1960-1964 werd in de nabijheid van dit dorp een enorm stuwmeer aangelegd: het prof. dr. ing. Van Blommesteinmeer (tegenwoordig Brokopondomeer). Een enorm stuk tropisch regenwoud, voor veel mensen hun thuis, werd onder water gezet. Veel boslandcreolen die er woonden (nazaten van de marrons, weggelopen slaven die zich in het regenwoud hadden gevestigd) moesten hals over kop verhuizen. Van de regering kregen ze in onder andere in Brownsweg huizen (of beter: huisjes) aangeboden.
De bauxietweg maakte bij Brownsweg heel even plaats voor een klein stukje asfaltweg, maar vervolgens namen wij een afslag richting Brownsberg. Alles veranderde. De brede weg maakte plaats voor een smalle zandweg, waar een four-wheel-drive geen overbodige luxe was, hoewel er ook Volkswagenbusjes naar boven reden (Volkswagenbusjes kunnen overal rijden). Snel rijden zat er niet meer in en al snel begon de weg te klimmen. Met links en rechts, vlak naast het pad, tropisch regenwoud. Wat een schitterend gezicht! Alsof we ineens in een andere wereld terecht waren gekomen, in een droom. Felblauw gekleurde vlinders, schitterende vogels, aparte knaagdieren, er fladderde en liep van alles. Het bos, een hooglandbos, was overal begroeid. Vanaf de grond tot aan de kruinen van de hoge bomen. Bij enkele uitzichtpunten moesten we even stoppen om te genieten. Soeradj's moeder bleek voor ons roti te hebben gemaakt, een Hindostaanse specialiteit. Na die heerlijke maaltijd reden we verder richting het Mazaroniplateau, waar Stinasu een kamp heeft. In dat kamp hadden we een simpele hut gehuurd, met keuken, en plaats voor enkele hangmatten (die we gelukkig konden lenen van onze huisgenoten in Paramaribo, omdat we ze zelf nog niet gekocht hadden). Het was overigens geen hermetisch afgeloten hut, er was een dak, er waren wanden, maar er waren ook voldoende openingen voor ventilatie (en voor het naar binnen kruipen van beestjes...).
Zonder lang te treuzelen, besloten we op verkenningstocht te gaan. Er zijn in de buurt van het kamp enkele watervallen, waarvan we er twee besloten te bezoeken: de Ireneval (genoemd naar prinses Irene) en de Leoval (genoemd naar.. ehh.. Leo? Leo bleek een memorabele gids te zijn geweest die deze waterval jaren geleden ontdekte).
Het tropisch regenwoud deed mij versteld staan. Wat een pracht! Wat een avontuur voor de zintuigen! Je ziet de enorme schoonheid, de kleurenpracht van bloemen, planten en dieren. Je hoort overal fluitende en schreeuwende vogels, gebulder van brulapen, geruis van watervallen, beekjes, de wind. Je ruikt het vocht dat opstijgt uit de bodem, waar een dikke laag humus ligt. Je proeft de heerlijke smakende vruchten. Je voelt de ruwe textuur van bladeren, boomstammen, het lijkt soms wel of je de lucht kunt voelen. Je voelt je goed! Het bos is zó schitterend, iets waarvoor je respect moet hebben. Het regenwoud is alles wat je erover hebt gehoord, en meer. Superlatieven schieten hier echt te kort.
Tijdens onze flinke wandeling liepen we het eerste deel mee met een boslandcreool, Danta Bai, die van alles wist over het bos, omdat hij er is opgegroeid. Zo sloeg hij met een stuk hout op de uitstulpende wortels van een enorme boom, het geluid dat dat produceerde was diep en droeg erg ver. Dus als je ooit verdwaald raakt in het bos...
Als Tarzan konden we slingeren aan lianen en moesten we klimmen en klauteren over moeilijk begaanbare, dalende paadjes. Uiteindelijk kwamen we bezweet aan bij de Ireneval. Weer werden we overvallen door de grote schoonheid. Een frisse waterval, waar vers bronwater naar beneden valt, omgeven door tropisch woud. Beneden groeiden allerlei mos- en varensoorten. Uiteraard doken we in het water en lieten we ons douchen door de waterval. Een groot genot! Het mooiste tropisch zwemparadijs in Nederland is er absoluut niets bij.
Helaas konden we er niet altijd blijven en moesten we weer teruglopen. Maar de terugtocht was geen straf, want altijd is er iets te zien in het bos. Bovendien gingen we op de terugweg naar een andere waterval, de Leoval. Wederom een schitterende waterval, en ook hier was het: zwembroek aan en genieten! Het water bij de Leoval stortte echter met zo'n snelheid naar beneden dat het zeer deed op je rug, een echte massagestraal. We vonden er nog een diep, donker hol, waar volgens zich volgens verhalen een grote kaaiman in schuilhoudt (goede kans dat het nog echt waar is ook).
Aan het eind van de middag kwamen we weer terug in ons kamp. Soeradj was onderweg een kennis van hem tegengekomen, Vincent, een boslandcreool die tevens gids is en een hele aardige man. Hij hielp ons met het vastbinden van onze hangmatten. Dat moest uiteraard wel grondig gebeuren, anders lagen we 's nachts op de grond. We hadden uit de stad eten meegenomen, wat nu kon worden klaargemaakt in de keuken: groentesalade, bruine bonen en saus. Vincent at mee. Ik ben hier met twee vrouwen, dus het gesprek ging er al snel over of hij een vriendin had... Hij stelde twee eisen aan zijn toekomstige vrouw: ze moest van Jezus houden, van vlees en van hem. Daar kon ik me wel in vinden...
Toen de schemer viel, tegen half 7, zijn we nog een korte wandeling gaan maken. Als het hier begint te schemeren is het al snel donker. Enkele dieren komen dan pas in actie. Één van de dingen die ik niet snel zal vergeten, is een enorme 'snelweg' van bosmieren die we vonden. Allemaal droegen ze een stukje blad, op weg naar een vergelegen nest. Een fascinerend gezicht, bij het licht van de zaklantaarn.
Na een potje kaarten in de avond, gingen we naar bed, of beter gezegd, naar de hangmat. Omdat we dachten dat er nog meer mensen in het hutje zouden komen, hadden Christine en ik onze hangmatten buiten opgehangen, zodat er voldoende ruimte was. Maar bovendien is het gewoon leuk om buiten te slapen. Het was op het overdekte terras, dus we hadden wel een dak boven ons hoofd. Dat is wel handig in een regenwoud. Slapen in een hangmat was even wennen, maar het lukte uiteindelijk vrij goed. Muggen waren er niet zoveel, vanwege de hoogte vinden muggen het Mazaroniplateau te koud. Nederlanders vinden niet zo snel iets koud, maar 's ochtends werd het toch wel fris. 's Nachts moest ik nog naar het toiletgebouwtje, altijd hachelijk, want er kunnen zomaar slangen op de weg liggen. Bij het zeer zwakke licht van mijn telefoonzaklamp meende ik er één gezien te hebben. Maar aangezien ik op slippers liep en blote benen had ben ik maar niet uitgebreid gaan kijken in het donker van de nacht.
De ochtend was weer fenomenaal. Het uitzicht dat we hadden, vanaf het plateau op het omringende oerwoud, was schitterend. Door de hoge vochtigheid hing er een prachtige nevel over de bossen. Al snel ontdekten we een groep aapjes, die het zich nabij het kamp in de boomtoppen gemakkelijk hadden gemaakt. Er werd driftig heen en weer gesprongen.
Na een ochtendwandeling naar een uitzichtpunt, een ontbijt en een rustperiode, zijn we weer gaan wandelen in het tropische bos, hetgeen nooit verveeld. Ondanks onze moeie voeten hebben we nog behoorlijk geklommen en gewandeld, en nog een klein, bescheiden watervalletje gezien, heel lieflijk, heel mooi. Als ik terugdenkt aan het bos word ik er weer lyrisch van.
Toen we terugwaren in het kamp hebben we nog wat gegeten en tegen half 3 stapten we weer in de jeep om richting Paramaribo te gaan. Na wederom een lange, hobbelige rit, kwamen we daar in het begin van de avond, uitgeput, aan. Onze hoofden zaten nog vol verhalen, avonturen. Vol van het bos.
Het afgelopen weekend was absoluut het hoogtepunt van mijn verblijf in Suriname tot nu toe. Door het tropisch regenwoud was ik zelfs vergeten dat Feyenoord dat weekend de bekerfinale speelde, een wedstrijd die ze overigens hebben gewonnen...
De werkdagen hier zijn we bezig met ons onderzoek. Mijn onderzoek naar de immigratie van Javaanse contractarbeiders vordert gestaag. In de archieven vind ik steeds meer bruikbaar materiaal, daarnaast zijn in de bibliotheek van het Surinaams Museum interessante boeken te vinden. Vorige week donderdag had ik mijn eerste interview, met een Javaanse wetenschapper en Javanist, iemand die de Javaanse cultuur in ere wil houden. Hij woonde, zoaals veel Javanen, een heel eind buiten de stad, dus dat betekende een eind met de taxi. Gelukkig hebben we onze vaste, betrouwbare chauffeur. De wat oudere, wijze meneer had wel wat weg van Mr. Miyagi. Zo zag hij eruit, en zo praatte hij ook. Hij, zijn vrouw, en enkele andere personen die aanwezig waren, bleken zeer vriendelijke mensen te zijn. Ik heb de hele ochtend met hem gepraat en hij kon me zeker nuttige aanwijzingen geven.
Deze week heb ik de maandag gebruikt om een beetje bij te komen. Dinsdag ben ik naar het archief geweest, vandaag naar het Surinaams Museum. Morgen is het Dag van de Arbeid, dus alles is dicht. Ook de winkels, helaas. Waarschijnlijk wordt morgen dan ook wasdag en leesdag.
Naast het onderzoek zit er nu continu nóg iets in mijn hoofd: het tropisch regenwoud. Wat is Suriname toch een schitterend land!
Soeradj bij de gehuurde jeep.
Rijden over de hobbelige bauxietweg.
Nogmaals de bauxietweg.
Deze auto heeft het helaas niet gehaald...
Een smal, nat weggetje door het oerwoud naar Brownsberg.
De jeep waarmee we de trip maakten.
Een grote boom in het woud, met Danta Bai ervoor.
Een stukje tropisch regenwoud.
De hut waar we in sliepen, Christine en in sliepen in het overdekte stuk voor.
De Leoval.
Nogmaals de jeep.
De hangmatten in de hut. Ik sliep op de oranje. Later zouden we ze nog naar buiten verplaatsen.
Ochtend in het regenwoud.
Wakker worden in het regenwoud.
Binnenkort meer foto's...
zondag 20 april 2008
950 Kilometer wandelen door Suriname
Mijn derde week in Suriname zit erop! Iedere werkdag, behalve donderdag, was ik in het Nationaal Archief te vinden, op zoek naar interessante bronnen voor mijn onderzoek naar de Javaanse immigratie in Suriname. Het lastige aan archiefonderzoek is dat je vooraf nooit precies weet wat je zult aantreffen. Zo kan het gebeuren dat je op sommige dagen praktisch niets interessants tegenkomt, terwijl je op andere dagen veel nuttige informatie vindt. Voor mij bleek vooral dinsdag achteraf gezien een goede dag te zijn geweest.
De ideeën die ik had over mijn onderzoek heb ik in de tijd dat ik hier zit steeds enigszins aan moeten passen. Daar ben ik vandaag weer mee bezig. Hopelijk vind ik een interessante invalshoek, waar ik de komende week goed mee uit de voeten kan.
Het archief ging iedere dag dicht rond 14:30 (behalve op dinsdag, toen kon ik tot 17:00 doorwerken). De middagen heb ik vaak nog wat gelezen voor mijn onderzoek. Meestal eten we vervolgens gewoon thuis, maar afgelopen woensdag zijn we uit eten geweest. Op de vraag naar een goede eetgelegenheid zette één van onze vaste taxichauffeurs ons af bij De Optimist. Er bleken vooral Nederlanders te zitten, maar dat drukte de pret en de eetlust niet. De maaltijd (waaronder mijn niet echt Surinaamse steak) was heerlijk. Verkwikt en verzadigd keerden we weer huiswaarts per taxi. Donderdag had ik helaas een beetje koorts, maar gelukkig kon ik 's middags nog even de stad in, op zoek naar een boekhandel. De bekenste, maar helaas ook de duurste boekhandel in Paramaribo is Vaco aan de Domineestraat, waar ik nog een boek (eigenlijk meer een tijdschrift, een nummer van OSO) heb kunnen kopen over mijn onderwerp.
Afgelopen zaterdag zouden we met een Surinaamse student, die we hier hebben leren kennen, Soeradj, een dag op pad gaan. Uiteindelijk hebben we een auto gehuurd en zijn we daarmee wezen 'wandelen', zoals reizen in Suriname heet. Om 7 uur in de ochtend kwam Soeradj ons ophalen, terwijl de zon al volop scheen. Het zou een toch worden door vijf disctricten (soort provincies) van Suriname.
Na door het kleine disctrict Wanica te zijn gereden, kwamen we aan in Saramacca, waar we onder andere enkele grote gebouwen van Staatsolie, een succesvol overheidsbedrijf in Suriname passeerden. Later op de dag zouden we nog terugkomen in Saramacca, eerst reden we door naar het volgende disctrict, waarvoor we over een grote, mooie, redelijk nieuwe brug, gebouwd over de Coppenamerivier moesten: de Coppenamebrug. Deze brug, die net als de Jules Wijdenboschbrug in Paramaribo is aangelegd door de regering Wijdenbosch) is vitaal voor de Oost-West verbinding in Suriname. De Oost-West verbinding is de naam voor een weg die helemaal van het Oosten van Suriname naar het Westen loopt, langs de kust. Aangezien de meeste Surinamers langs de kust wonen, is deze verbinding erg belangrijk. Helaas is het asfelt op sommige delen zeer slecht en zitten er grote kuilen in de weg, doordat er veel te zware vrachtwagens overheen rijden.
Na de brug te hebben gepasseerd kwamen we in Coronie, het palmendisctrict. Overal vonden we er palmen, waar van alles van geproduceerd wordt. Niet alleen kokosnoten, ook kokosolie, bezems en meer. De aanblik van zoveel palmbomen naast de weg was werkelijk schitterend. Ook vonden we in Coronie enkele kleine plaatsjes (= een verzameling huizen langs de weg), waar een aantal mooi gerestaureerde kerkjes stonden.
Na enkele uren te hebben gereden kwamen we aan in het meest westelijk gelegen disctrict van Suriname: Nickerie (spreek uit: Niekéérie). Nickerie is een echt rijstdisctrict, waar zeer grote polders met rijst zijn. Door al die polders leek het wel een klein beetje Nederland, maar dan met rijst (en hier een daar wat on-Nederlandse dieren en planten). Soeradj was een zeer goede gids, hij wist van alles te vertellen over alles waar we langskwamen. Bij een rijstveld waar geoogst werd stopte hij. We zijn een stukje een rijstveld ingelopen, waarvoor we eerst over een hachelijk smal, wiebelend plankje over een brede kreek moesten lopen om van de weg in het rijstveld te komen. De arbeiders die de ongepelde rijst in een vrachtwagen deden liepen ook over dat plankje, maar dan met zware balen rijst op hun schouders, in de brandende zon, van 7 uur in de morgen tot 7 uur in de avond. We maakten ook weer kennis met de 'gastvriendelijkheid' (zoals Soeradj het steeds noemde) van de Surinaamse bevolking. De opzichter van de rijstoogst vertelde er vanalles over en gaf ons bij weggaan nog een zakje ongepelde rijst, vers van het land mee. Als het aan hem lag hadden we kilo's mee kunnen krijgen.
De hoofdstad van Nickerie is Nieuw-Nickerie, waar we Javaans hebben gegeten (ik heb bami op) en naar een markt zijn geweest. Nieuw-Nickerie is een lieflijk stadje, wat ruimer en landelijker dan Paramaribo. Vlak buiten Nieuw-Nickerie begint de Zeedijk; een stuk dijk die het land tegen het zeewater beschermd. Het was echt heerlijk om de zee te zien, te ruiken en om de zeewind te voelen. We hebben er een poosje gelopen (helaas was er niet echt een strand waar je op kon zitten).
Onze volgende stop was Wageningen. Dit dorp was een centrum van een groot Surinaams staatsbedrijf, de SML (Stichting voor Machinale Landbouw). Veel Nederlandse landbouwkundigen, van de universiteit in Wageningen zijn daar halverwege vorige eeuw naartoe getrokken om grootschalige rijstbouw op te zetten. Na de onafhankelijkheid van Suriname zijn deze weer vertrokken, maar SML bleef. De laatste jaren is het bedrijf echter ten onder gegaan en het ligt er nu troosteloos bij, gedeeltelijk overwoekerd, net als de suikerplantage Mariënburg, waar ik twee weken terug was. Op het terrein waren nog wel enkele mensen aanwezig. We hebben een praatje met ze gemaakt. Één van de mannen had enkele kokosnoten bij zich, vers gekapt. Speciaal voor ons kapte hij er nog vier, en maakte ze open, zodat we het sap konden drinken en het vruchtvlees eten. Ook kregen we er nog vier mee. Aangezien kokosnoten in de winkel zo'n 10 Surinaamse dollar (SRD) kosten, hebben we dus eigenlijk SRD 80 gehad...
Na Wageningen reden we door Nickerie en Coronie weer terug naar Saramacca. Halverwege bleek echter dat de tank praktisch leeg was en benzinepompen waren er niet meer in de buurt. Het begon al donker te worden, we reden grotendeels door bos, en het begon licht te regenen. De spanning steeg, tot we eindelijk een pompstation tegenkwamen, toen de benzinemeter al op 'emtpy' stond. Wat bleek... de pomp was dicht en er was niemand te bekennen! We moesten helemaal doorrijden naar Groningen, een plaatsje in Saramacca. Uiteindelijk hebben we zo'n drie kwartier gereden terwijl de benzinemeter aangaf dat er niets meer in de tank zat. Op het nippertje haalden we opgelucht een pompstation in Groningen. Soeradj had daar veel familie wonen, dus we hebben enkele ooms en tantes ontmoet. Uiteraard mochten we overal wel weer terugkomen om uitgebreid te kletsen.
Naast één van Soeradj's tante's woonde een Nederlands echtpaar in een riante villa. Het bleek een echtpaar te zijn waar van de man met pensioen was en die in Suriname zijn gaan wonen. Toen ze Nederlanders (ons dus) bij de buren in de tuin zag, moesten we meteen even langskomen. We kregen er sap en van alles te horen over hoe ze in Suriname verzeild was geraakt, over de familie in Nederland en over het leven in Suriname, waar ze het zeer naar de zin hadden. Er woonden in de buurt van Groningen meer Nederlanders. Op zich hebben ze het goed bekeken, want Saramacca is rustiger, groener en niet zo crimineel als Paramaribo.
Tegen 8 uur 's avonds waren we terug in Paramaribo. Omdat ik honger had zei ik voor de grap dat we maar drive-through roti moesten gaan eten. Wat bleek: in Paramaribo is écht een drive-through rotizaak. Nadat we daar roti hadden gehaald, gingen we nog even over de Jules Wijdenboschbrug naar het disctrict Commewijne, om daar langs de Surinamerivier, onder de brug onze roti te eten. Tenslotte kwamen we na een lange dag, waarin we iets van 950 kilometer hadden afgelegd, zeer vermoeid thuis om heerlijk in slaap te vallen.
Zondag ben ik met Christine naar een kerk geweest: de Tabernacle of Faith and Love. Het was een pinkstergemeente, de boodschap en de sfeer spraken mij wel aan. Uiteraard werd er gedanst, geklapt en gezongen. De boodschap die we meekregen ging erover hoe belangrijk het is Gods wil te kennen en die door Zijn kracht te doen, in plaats van zelf proberen van alles te bereiken. De meeste nummers die we zongen waren in het Nederlands, enkele in het Sranan Tongo. Enkele weken terug was er nog een pastor uit Zwijndrecht hier geweest, van Nehemia Ministries, waar deze gemeente mee samenwerkt. Ik hoop dat ik hier in Paramaribo nog vaker in deze gemeente zal kunnen komen.
Toen we na een drie uur durende dienst huiswaarts gingen, stapten we alleen in het verkeerde busje. Maar toen we weer uitstapten om op de volgende bus te wachten stopte er een auto en ging het raampje open.
“Jullie waren net toch ook in de gemeente,” vroeg een jongen. Naast hem zat een mevrouw, de leidster van het praise and worship-team (een van de zangeressen dus). We mochten direct instappen voor een lift naar huis. De mevrouw kende Zwijndrecht wel, van de diensten van Nehemia, die hier iedere week op televisie worden uitgezonden. Deze hartelijke mensen zetten ons voor de deur af, waarna we 's middags nog even aan ons onderzoek hebben gezeten.
Nu zit het weekend er weer op en gaat het onderzoeksleven weer verder.
De ideeën die ik had over mijn onderzoek heb ik in de tijd dat ik hier zit steeds enigszins aan moeten passen. Daar ben ik vandaag weer mee bezig. Hopelijk vind ik een interessante invalshoek, waar ik de komende week goed mee uit de voeten kan.
Het archief ging iedere dag dicht rond 14:30 (behalve op dinsdag, toen kon ik tot 17:00 doorwerken). De middagen heb ik vaak nog wat gelezen voor mijn onderzoek. Meestal eten we vervolgens gewoon thuis, maar afgelopen woensdag zijn we uit eten geweest. Op de vraag naar een goede eetgelegenheid zette één van onze vaste taxichauffeurs ons af bij De Optimist. Er bleken vooral Nederlanders te zitten, maar dat drukte de pret en de eetlust niet. De maaltijd (waaronder mijn niet echt Surinaamse steak) was heerlijk. Verkwikt en verzadigd keerden we weer huiswaarts per taxi. Donderdag had ik helaas een beetje koorts, maar gelukkig kon ik 's middags nog even de stad in, op zoek naar een boekhandel. De bekenste, maar helaas ook de duurste boekhandel in Paramaribo is Vaco aan de Domineestraat, waar ik nog een boek (eigenlijk meer een tijdschrift, een nummer van OSO) heb kunnen kopen over mijn onderwerp.
Afgelopen zaterdag zouden we met een Surinaamse student, die we hier hebben leren kennen, Soeradj, een dag op pad gaan. Uiteindelijk hebben we een auto gehuurd en zijn we daarmee wezen 'wandelen', zoals reizen in Suriname heet. Om 7 uur in de ochtend kwam Soeradj ons ophalen, terwijl de zon al volop scheen. Het zou een toch worden door vijf disctricten (soort provincies) van Suriname.
Na door het kleine disctrict Wanica te zijn gereden, kwamen we aan in Saramacca, waar we onder andere enkele grote gebouwen van Staatsolie, een succesvol overheidsbedrijf in Suriname passeerden. Later op de dag zouden we nog terugkomen in Saramacca, eerst reden we door naar het volgende disctrict, waarvoor we over een grote, mooie, redelijk nieuwe brug, gebouwd over de Coppenamerivier moesten: de Coppenamebrug. Deze brug, die net als de Jules Wijdenboschbrug in Paramaribo is aangelegd door de regering Wijdenbosch) is vitaal voor de Oost-West verbinding in Suriname. De Oost-West verbinding is de naam voor een weg die helemaal van het Oosten van Suriname naar het Westen loopt, langs de kust. Aangezien de meeste Surinamers langs de kust wonen, is deze verbinding erg belangrijk. Helaas is het asfelt op sommige delen zeer slecht en zitten er grote kuilen in de weg, doordat er veel te zware vrachtwagens overheen rijden.
Na de brug te hebben gepasseerd kwamen we in Coronie, het palmendisctrict. Overal vonden we er palmen, waar van alles van geproduceerd wordt. Niet alleen kokosnoten, ook kokosolie, bezems en meer. De aanblik van zoveel palmbomen naast de weg was werkelijk schitterend. Ook vonden we in Coronie enkele kleine plaatsjes (= een verzameling huizen langs de weg), waar een aantal mooi gerestaureerde kerkjes stonden.
Na enkele uren te hebben gereden kwamen we aan in het meest westelijk gelegen disctrict van Suriname: Nickerie (spreek uit: Niekéérie). Nickerie is een echt rijstdisctrict, waar zeer grote polders met rijst zijn. Door al die polders leek het wel een klein beetje Nederland, maar dan met rijst (en hier een daar wat on-Nederlandse dieren en planten). Soeradj was een zeer goede gids, hij wist van alles te vertellen over alles waar we langskwamen. Bij een rijstveld waar geoogst werd stopte hij. We zijn een stukje een rijstveld ingelopen, waarvoor we eerst over een hachelijk smal, wiebelend plankje over een brede kreek moesten lopen om van de weg in het rijstveld te komen. De arbeiders die de ongepelde rijst in een vrachtwagen deden liepen ook over dat plankje, maar dan met zware balen rijst op hun schouders, in de brandende zon, van 7 uur in de morgen tot 7 uur in de avond. We maakten ook weer kennis met de 'gastvriendelijkheid' (zoals Soeradj het steeds noemde) van de Surinaamse bevolking. De opzichter van de rijstoogst vertelde er vanalles over en gaf ons bij weggaan nog een zakje ongepelde rijst, vers van het land mee. Als het aan hem lag hadden we kilo's mee kunnen krijgen.
De hoofdstad van Nickerie is Nieuw-Nickerie, waar we Javaans hebben gegeten (ik heb bami op) en naar een markt zijn geweest. Nieuw-Nickerie is een lieflijk stadje, wat ruimer en landelijker dan Paramaribo. Vlak buiten Nieuw-Nickerie begint de Zeedijk; een stuk dijk die het land tegen het zeewater beschermd. Het was echt heerlijk om de zee te zien, te ruiken en om de zeewind te voelen. We hebben er een poosje gelopen (helaas was er niet echt een strand waar je op kon zitten).
Onze volgende stop was Wageningen. Dit dorp was een centrum van een groot Surinaams staatsbedrijf, de SML (Stichting voor Machinale Landbouw). Veel Nederlandse landbouwkundigen, van de universiteit in Wageningen zijn daar halverwege vorige eeuw naartoe getrokken om grootschalige rijstbouw op te zetten. Na de onafhankelijkheid van Suriname zijn deze weer vertrokken, maar SML bleef. De laatste jaren is het bedrijf echter ten onder gegaan en het ligt er nu troosteloos bij, gedeeltelijk overwoekerd, net als de suikerplantage Mariënburg, waar ik twee weken terug was. Op het terrein waren nog wel enkele mensen aanwezig. We hebben een praatje met ze gemaakt. Één van de mannen had enkele kokosnoten bij zich, vers gekapt. Speciaal voor ons kapte hij er nog vier, en maakte ze open, zodat we het sap konden drinken en het vruchtvlees eten. Ook kregen we er nog vier mee. Aangezien kokosnoten in de winkel zo'n 10 Surinaamse dollar (SRD) kosten, hebben we dus eigenlijk SRD 80 gehad...
Na Wageningen reden we door Nickerie en Coronie weer terug naar Saramacca. Halverwege bleek echter dat de tank praktisch leeg was en benzinepompen waren er niet meer in de buurt. Het begon al donker te worden, we reden grotendeels door bos, en het begon licht te regenen. De spanning steeg, tot we eindelijk een pompstation tegenkwamen, toen de benzinemeter al op 'emtpy' stond. Wat bleek... de pomp was dicht en er was niemand te bekennen! We moesten helemaal doorrijden naar Groningen, een plaatsje in Saramacca. Uiteindelijk hebben we zo'n drie kwartier gereden terwijl de benzinemeter aangaf dat er niets meer in de tank zat. Op het nippertje haalden we opgelucht een pompstation in Groningen. Soeradj had daar veel familie wonen, dus we hebben enkele ooms en tantes ontmoet. Uiteraard mochten we overal wel weer terugkomen om uitgebreid te kletsen.
Naast één van Soeradj's tante's woonde een Nederlands echtpaar in een riante villa. Het bleek een echtpaar te zijn waar van de man met pensioen was en die in Suriname zijn gaan wonen. Toen ze Nederlanders (ons dus) bij de buren in de tuin zag, moesten we meteen even langskomen. We kregen er sap en van alles te horen over hoe ze in Suriname verzeild was geraakt, over de familie in Nederland en over het leven in Suriname, waar ze het zeer naar de zin hadden. Er woonden in de buurt van Groningen meer Nederlanders. Op zich hebben ze het goed bekeken, want Saramacca is rustiger, groener en niet zo crimineel als Paramaribo.
Tegen 8 uur 's avonds waren we terug in Paramaribo. Omdat ik honger had zei ik voor de grap dat we maar drive-through roti moesten gaan eten. Wat bleek: in Paramaribo is écht een drive-through rotizaak. Nadat we daar roti hadden gehaald, gingen we nog even over de Jules Wijdenboschbrug naar het disctrict Commewijne, om daar langs de Surinamerivier, onder de brug onze roti te eten. Tenslotte kwamen we na een lange dag, waarin we iets van 950 kilometer hadden afgelegd, zeer vermoeid thuis om heerlijk in slaap te vallen.
Zondag ben ik met Christine naar een kerk geweest: de Tabernacle of Faith and Love. Het was een pinkstergemeente, de boodschap en de sfeer spraken mij wel aan. Uiteraard werd er gedanst, geklapt en gezongen. De boodschap die we meekregen ging erover hoe belangrijk het is Gods wil te kennen en die door Zijn kracht te doen, in plaats van zelf proberen van alles te bereiken. De meeste nummers die we zongen waren in het Nederlands, enkele in het Sranan Tongo. Enkele weken terug was er nog een pastor uit Zwijndrecht hier geweest, van Nehemia Ministries, waar deze gemeente mee samenwerkt. Ik hoop dat ik hier in Paramaribo nog vaker in deze gemeente zal kunnen komen.
Toen we na een drie uur durende dienst huiswaarts gingen, stapten we alleen in het verkeerde busje. Maar toen we weer uitstapten om op de volgende bus te wachten stopte er een auto en ging het raampje open.
“Jullie waren net toch ook in de gemeente,” vroeg een jongen. Naast hem zat een mevrouw, de leidster van het praise and worship-team (een van de zangeressen dus). We mochten direct instappen voor een lift naar huis. De mevrouw kende Zwijndrecht wel, van de diensten van Nehemia, die hier iedere week op televisie worden uitgezonden. Deze hartelijke mensen zetten ons voor de deur af, waarna we 's middags nog even aan ons onderzoek hebben gezeten.
Nu zit het weekend er weer op en gaat het onderzoeksleven weer verder.
Abonneren op:
Posts (Atom)