Mijn derde week in Suriname zit erop! Iedere werkdag, behalve donderdag, was ik in het Nationaal Archief te vinden, op zoek naar interessante bronnen voor mijn onderzoek naar de Javaanse immigratie in Suriname. Het lastige aan archiefonderzoek is dat je vooraf nooit precies weet wat je zult aantreffen. Zo kan het gebeuren dat je op sommige dagen praktisch niets interessants tegenkomt, terwijl je op andere dagen veel nuttige informatie vindt. Voor mij bleek vooral dinsdag achteraf gezien een goede dag te zijn geweest.
De ideeën die ik had over mijn onderzoek heb ik in de tijd dat ik hier zit steeds enigszins aan moeten passen. Daar ben ik vandaag weer mee bezig. Hopelijk vind ik een interessante invalshoek, waar ik de komende week goed mee uit de voeten kan.
Het archief ging iedere dag dicht rond 14:30 (behalve op dinsdag, toen kon ik tot 17:00 doorwerken). De middagen heb ik vaak nog wat gelezen voor mijn onderzoek. Meestal eten we vervolgens gewoon thuis, maar afgelopen woensdag zijn we uit eten geweest. Op de vraag naar een goede eetgelegenheid zette één van onze vaste taxichauffeurs ons af bij De Optimist. Er bleken vooral Nederlanders te zitten, maar dat drukte de pret en de eetlust niet. De maaltijd (waaronder mijn niet echt Surinaamse steak) was heerlijk. Verkwikt en verzadigd keerden we weer huiswaarts per taxi. Donderdag had ik helaas een beetje koorts, maar gelukkig kon ik 's middags nog even de stad in, op zoek naar een boekhandel. De bekenste, maar helaas ook de duurste boekhandel in Paramaribo is Vaco aan de Domineestraat, waar ik nog een boek (eigenlijk meer een tijdschrift, een nummer van OSO) heb kunnen kopen over mijn onderwerp.
Afgelopen zaterdag zouden we met een Surinaamse student, die we hier hebben leren kennen, Soeradj, een dag op pad gaan. Uiteindelijk hebben we een auto gehuurd en zijn we daarmee wezen 'wandelen', zoals reizen in Suriname heet. Om 7 uur in de ochtend kwam Soeradj ons ophalen, terwijl de zon al volop scheen. Het zou een toch worden door vijf disctricten (soort provincies) van Suriname.
Na door het kleine disctrict Wanica te zijn gereden, kwamen we aan in Saramacca, waar we onder andere enkele grote gebouwen van Staatsolie, een succesvol overheidsbedrijf in Suriname passeerden. Later op de dag zouden we nog terugkomen in Saramacca, eerst reden we door naar het volgende disctrict, waarvoor we over een grote, mooie, redelijk nieuwe brug, gebouwd over de Coppenamerivier moesten: de Coppenamebrug. Deze brug, die net als de Jules Wijdenboschbrug in Paramaribo is aangelegd door de regering Wijdenbosch) is vitaal voor de Oost-West verbinding in Suriname. De Oost-West verbinding is de naam voor een weg die helemaal van het Oosten van Suriname naar het Westen loopt, langs de kust. Aangezien de meeste Surinamers langs de kust wonen, is deze verbinding erg belangrijk. Helaas is het asfelt op sommige delen zeer slecht en zitten er grote kuilen in de weg, doordat er veel te zware vrachtwagens overheen rijden.
Na de brug te hebben gepasseerd kwamen we in Coronie, het palmendisctrict. Overal vonden we er palmen, waar van alles van geproduceerd wordt. Niet alleen kokosnoten, ook kokosolie, bezems en meer. De aanblik van zoveel palmbomen naast de weg was werkelijk schitterend. Ook vonden we in Coronie enkele kleine plaatsjes (= een verzameling huizen langs de weg), waar een aantal mooi gerestaureerde kerkjes stonden.
Na enkele uren te hebben gereden kwamen we aan in het meest westelijk gelegen disctrict van Suriname: Nickerie (spreek uit: Niekéérie). Nickerie is een echt rijstdisctrict, waar zeer grote polders met rijst zijn. Door al die polders leek het wel een klein beetje Nederland, maar dan met rijst (en hier een daar wat on-Nederlandse dieren en planten). Soeradj was een zeer goede gids, hij wist van alles te vertellen over alles waar we langskwamen. Bij een rijstveld waar geoogst werd stopte hij. We zijn een stukje een rijstveld ingelopen, waarvoor we eerst over een hachelijk smal, wiebelend plankje over een brede kreek moesten lopen om van de weg in het rijstveld te komen. De arbeiders die de ongepelde rijst in een vrachtwagen deden liepen ook over dat plankje, maar dan met zware balen rijst op hun schouders, in de brandende zon, van 7 uur in de morgen tot 7 uur in de avond. We maakten ook weer kennis met de 'gastvriendelijkheid' (zoals Soeradj het steeds noemde) van de Surinaamse bevolking. De opzichter van de rijstoogst vertelde er vanalles over en gaf ons bij weggaan nog een zakje ongepelde rijst, vers van het land mee. Als het aan hem lag hadden we kilo's mee kunnen krijgen.
De hoofdstad van Nickerie is Nieuw-Nickerie, waar we Javaans hebben gegeten (ik heb bami op) en naar een markt zijn geweest. Nieuw-Nickerie is een lieflijk stadje, wat ruimer en landelijker dan Paramaribo. Vlak buiten Nieuw-Nickerie begint de Zeedijk; een stuk dijk die het land tegen het zeewater beschermd. Het was echt heerlijk om de zee te zien, te ruiken en om de zeewind te voelen. We hebben er een poosje gelopen (helaas was er niet echt een strand waar je op kon zitten).
Onze volgende stop was Wageningen. Dit dorp was een centrum van een groot Surinaams staatsbedrijf, de SML (Stichting voor Machinale Landbouw). Veel Nederlandse landbouwkundigen, van de universiteit in Wageningen zijn daar halverwege vorige eeuw naartoe getrokken om grootschalige rijstbouw op te zetten. Na de onafhankelijkheid van Suriname zijn deze weer vertrokken, maar SML bleef. De laatste jaren is het bedrijf echter ten onder gegaan en het ligt er nu troosteloos bij, gedeeltelijk overwoekerd, net als de suikerplantage Mariënburg, waar ik twee weken terug was. Op het terrein waren nog wel enkele mensen aanwezig. We hebben een praatje met ze gemaakt. Één van de mannen had enkele kokosnoten bij zich, vers gekapt. Speciaal voor ons kapte hij er nog vier, en maakte ze open, zodat we het sap konden drinken en het vruchtvlees eten. Ook kregen we er nog vier mee. Aangezien kokosnoten in de winkel zo'n 10 Surinaamse dollar (SRD) kosten, hebben we dus eigenlijk SRD 80 gehad...
Na Wageningen reden we door Nickerie en Coronie weer terug naar Saramacca. Halverwege bleek echter dat de tank praktisch leeg was en benzinepompen waren er niet meer in de buurt. Het begon al donker te worden, we reden grotendeels door bos, en het begon licht te regenen. De spanning steeg, tot we eindelijk een pompstation tegenkwamen, toen de benzinemeter al op 'emtpy' stond. Wat bleek... de pomp was dicht en er was niemand te bekennen! We moesten helemaal doorrijden naar Groningen, een plaatsje in Saramacca. Uiteindelijk hebben we zo'n drie kwartier gereden terwijl de benzinemeter aangaf dat er niets meer in de tank zat. Op het nippertje haalden we opgelucht een pompstation in Groningen. Soeradj had daar veel familie wonen, dus we hebben enkele ooms en tantes ontmoet. Uiteraard mochten we overal wel weer terugkomen om uitgebreid te kletsen.
Naast één van Soeradj's tante's woonde een Nederlands echtpaar in een riante villa. Het bleek een echtpaar te zijn waar van de man met pensioen was en die in Suriname zijn gaan wonen. Toen ze Nederlanders (ons dus) bij de buren in de tuin zag, moesten we meteen even langskomen. We kregen er sap en van alles te horen over hoe ze in Suriname verzeild was geraakt, over de familie in Nederland en over het leven in Suriname, waar ze het zeer naar de zin hadden. Er woonden in de buurt van Groningen meer Nederlanders. Op zich hebben ze het goed bekeken, want Saramacca is rustiger, groener en niet zo crimineel als Paramaribo.
Tegen 8 uur 's avonds waren we terug in Paramaribo. Omdat ik honger had zei ik voor de grap dat we maar drive-through roti moesten gaan eten. Wat bleek: in Paramaribo is écht een drive-through rotizaak. Nadat we daar roti hadden gehaald, gingen we nog even over de Jules Wijdenboschbrug naar het disctrict Commewijne, om daar langs de Surinamerivier, onder de brug onze roti te eten. Tenslotte kwamen we na een lange dag, waarin we iets van 950 kilometer hadden afgelegd, zeer vermoeid thuis om heerlijk in slaap te vallen.
Zondag ben ik met Christine naar een kerk geweest: de Tabernacle of Faith and Love. Het was een pinkstergemeente, de boodschap en de sfeer spraken mij wel aan. Uiteraard werd er gedanst, geklapt en gezongen. De boodschap die we meekregen ging erover hoe belangrijk het is Gods wil te kennen en die door Zijn kracht te doen, in plaats van zelf proberen van alles te bereiken. De meeste nummers die we zongen waren in het Nederlands, enkele in het Sranan Tongo. Enkele weken terug was er nog een pastor uit Zwijndrecht hier geweest, van Nehemia Ministries, waar deze gemeente mee samenwerkt. Ik hoop dat ik hier in Paramaribo nog vaker in deze gemeente zal kunnen komen.
Toen we na een drie uur durende dienst huiswaarts gingen, stapten we alleen in het verkeerde busje. Maar toen we weer uitstapten om op de volgende bus te wachten stopte er een auto en ging het raampje open.
“Jullie waren net toch ook in de gemeente,” vroeg een jongen. Naast hem zat een mevrouw, de leidster van het praise and worship-team (een van de zangeressen dus). We mochten direct instappen voor een lift naar huis. De mevrouw kende Zwijndrecht wel, van de diensten van Nehemia, die hier iedere week op televisie worden uitgezonden. Deze hartelijke mensen zetten ons voor de deur af, waarna we 's middags nog even aan ons onderzoek hebben gezeten.
Nu zit het weekend er weer op en gaat het onderzoeksleven weer verder.
zondag 20 april 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten