Wat een schitterend land!
Dat is mijn belangrijkste conclusie na afgelopen weekend. Het tropisch regenwoud heeft mij totaal in haar greep gekregen. Ik zal bij het begin beginnen.
Net als vorig weekend gingen we afgelopen weekend met Soeradj, een Surinaamse student, op stap. Gingen we vorige week naar Nickerie, dit weekend zijn we naar Brownsberg geweest, een groot natuurgebied van Stinasu (Stichting Natuurbehoud Suriname). Rond half acht zaterdagmorgen kwam Soeradj voorrijden, in onze gehuurde Mitshubishi jeep. Na in de stad, bij een van de vele chinese supermarktjes, nog wat blokijs voor in de koelboxen te hebben ingeslagen, reden we Paramaribo uit. De 'Highway' vlak buiten Paramaribo is nog redelijk, hoewel er flinke gaten in het wegdek zitten en er geen strepen op de weg staan. Maar na nog geen uur rijden kwamen we langs de enorme fabrieken van Suralco, een bauxietbedrijf. Vanaf daar begonnen de rode bauxietwegen door de jungle en die wegen zijn niet bepaald egaal. Als in een centrigufe gestopt, werden we flink door elkaar gerammeld voor enkele uren achter elkaar. Het uitzicht maakte echter veel goed, links en rechts van de brede weg zagen we oerwoud, af en toe een marrondorp (en af en toe een autowrak). Verbazingwekkend om zelfs af en toe een fietser te zien op de lange, lange weg.
Na enkele uren rijden kwamen we aan bij Brownsweg, een klein dorpje aan de voet van de 500 meter hoge Brownsberg. Brownsweg is een transmigratiedorp; in 1960-1964 werd in de nabijheid van dit dorp een enorm stuwmeer aangelegd: het prof. dr. ing. Van Blommesteinmeer (tegenwoordig Brokopondomeer). Een enorm stuk tropisch regenwoud, voor veel mensen hun thuis, werd onder water gezet. Veel boslandcreolen die er woonden (nazaten van de marrons, weggelopen slaven die zich in het regenwoud hadden gevestigd) moesten hals over kop verhuizen. Van de regering kregen ze in onder andere in Brownsweg huizen (of beter: huisjes) aangeboden.
De bauxietweg maakte bij Brownsweg heel even plaats voor een klein stukje asfaltweg, maar vervolgens namen wij een afslag richting Brownsberg. Alles veranderde. De brede weg maakte plaats voor een smalle zandweg, waar een four-wheel-drive geen overbodige luxe was, hoewel er ook Volkswagenbusjes naar boven reden (Volkswagenbusjes kunnen overal rijden). Snel rijden zat er niet meer in en al snel begon de weg te klimmen. Met links en rechts, vlak naast het pad, tropisch regenwoud. Wat een schitterend gezicht! Alsof we ineens in een andere wereld terecht waren gekomen, in een droom. Felblauw gekleurde vlinders, schitterende vogels, aparte knaagdieren, er fladderde en liep van alles. Het bos, een hooglandbos, was overal begroeid. Vanaf de grond tot aan de kruinen van de hoge bomen. Bij enkele uitzichtpunten moesten we even stoppen om te genieten. Soeradj's moeder bleek voor ons roti te hebben gemaakt, een Hindostaanse specialiteit. Na die heerlijke maaltijd reden we verder richting het Mazaroniplateau, waar Stinasu een kamp heeft. In dat kamp hadden we een simpele hut gehuurd, met keuken, en plaats voor enkele hangmatten (die we gelukkig konden lenen van onze huisgenoten in Paramaribo, omdat we ze zelf nog niet gekocht hadden). Het was overigens geen hermetisch afgeloten hut, er was een dak, er waren wanden, maar er waren ook voldoende openingen voor ventilatie (en voor het naar binnen kruipen van beestjes...).
Zonder lang te treuzelen, besloten we op verkenningstocht te gaan. Er zijn in de buurt van het kamp enkele watervallen, waarvan we er twee besloten te bezoeken: de Ireneval (genoemd naar prinses Irene) en de Leoval (genoemd naar.. ehh.. Leo? Leo bleek een memorabele gids te zijn geweest die deze waterval jaren geleden ontdekte).
Het tropisch regenwoud deed mij versteld staan. Wat een pracht! Wat een avontuur voor de zintuigen! Je ziet de enorme schoonheid, de kleurenpracht van bloemen, planten en dieren. Je hoort overal fluitende en schreeuwende vogels, gebulder van brulapen, geruis van watervallen, beekjes, de wind. Je ruikt het vocht dat opstijgt uit de bodem, waar een dikke laag humus ligt. Je proeft de heerlijke smakende vruchten. Je voelt de ruwe textuur van bladeren, boomstammen, het lijkt soms wel of je de lucht kunt voelen. Je voelt je goed! Het bos is zó schitterend, iets waarvoor je respect moet hebben. Het regenwoud is alles wat je erover hebt gehoord, en meer. Superlatieven schieten hier echt te kort.
Tijdens onze flinke wandeling liepen we het eerste deel mee met een boslandcreool, Danta Bai, die van alles wist over het bos, omdat hij er is opgegroeid. Zo sloeg hij met een stuk hout op de uitstulpende wortels van een enorme boom, het geluid dat dat produceerde was diep en droeg erg ver. Dus als je ooit verdwaald raakt in het bos...
Als Tarzan konden we slingeren aan lianen en moesten we klimmen en klauteren over moeilijk begaanbare, dalende paadjes. Uiteindelijk kwamen we bezweet aan bij de Ireneval. Weer werden we overvallen door de grote schoonheid. Een frisse waterval, waar vers bronwater naar beneden valt, omgeven door tropisch woud. Beneden groeiden allerlei mos- en varensoorten. Uiteraard doken we in het water en lieten we ons douchen door de waterval. Een groot genot! Het mooiste tropisch zwemparadijs in Nederland is er absoluut niets bij.
Helaas konden we er niet altijd blijven en moesten we weer teruglopen. Maar de terugtocht was geen straf, want altijd is er iets te zien in het bos. Bovendien gingen we op de terugweg naar een andere waterval, de Leoval. Wederom een schitterende waterval, en ook hier was het: zwembroek aan en genieten! Het water bij de Leoval stortte echter met zo'n snelheid naar beneden dat het zeer deed op je rug, een echte massagestraal. We vonden er nog een diep, donker hol, waar volgens zich volgens verhalen een grote kaaiman in schuilhoudt (goede kans dat het nog echt waar is ook).
Aan het eind van de middag kwamen we weer terug in ons kamp. Soeradj was onderweg een kennis van hem tegengekomen, Vincent, een boslandcreool die tevens gids is en een hele aardige man. Hij hielp ons met het vastbinden van onze hangmatten. Dat moest uiteraard wel grondig gebeuren, anders lagen we 's nachts op de grond. We hadden uit de stad eten meegenomen, wat nu kon worden klaargemaakt in de keuken: groentesalade, bruine bonen en saus. Vincent at mee. Ik ben hier met twee vrouwen, dus het gesprek ging er al snel over of hij een vriendin had... Hij stelde twee eisen aan zijn toekomstige vrouw: ze moest van Jezus houden, van vlees en van hem. Daar kon ik me wel in vinden...
Toen de schemer viel, tegen half 7, zijn we nog een korte wandeling gaan maken. Als het hier begint te schemeren is het al snel donker. Enkele dieren komen dan pas in actie. Één van de dingen die ik niet snel zal vergeten, is een enorme 'snelweg' van bosmieren die we vonden. Allemaal droegen ze een stukje blad, op weg naar een vergelegen nest. Een fascinerend gezicht, bij het licht van de zaklantaarn.
Na een potje kaarten in de avond, gingen we naar bed, of beter gezegd, naar de hangmat. Omdat we dachten dat er nog meer mensen in het hutje zouden komen, hadden Christine en ik onze hangmatten buiten opgehangen, zodat er voldoende ruimte was. Maar bovendien is het gewoon leuk om buiten te slapen. Het was op het overdekte terras, dus we hadden wel een dak boven ons hoofd. Dat is wel handig in een regenwoud. Slapen in een hangmat was even wennen, maar het lukte uiteindelijk vrij goed. Muggen waren er niet zoveel, vanwege de hoogte vinden muggen het Mazaroniplateau te koud. Nederlanders vinden niet zo snel iets koud, maar 's ochtends werd het toch wel fris. 's Nachts moest ik nog naar het toiletgebouwtje, altijd hachelijk, want er kunnen zomaar slangen op de weg liggen. Bij het zeer zwakke licht van mijn telefoonzaklamp meende ik er één gezien te hebben. Maar aangezien ik op slippers liep en blote benen had ben ik maar niet uitgebreid gaan kijken in het donker van de nacht.
De ochtend was weer fenomenaal. Het uitzicht dat we hadden, vanaf het plateau op het omringende oerwoud, was schitterend. Door de hoge vochtigheid hing er een prachtige nevel over de bossen. Al snel ontdekten we een groep aapjes, die het zich nabij het kamp in de boomtoppen gemakkelijk hadden gemaakt. Er werd driftig heen en weer gesprongen.
Na een ochtendwandeling naar een uitzichtpunt, een ontbijt en een rustperiode, zijn we weer gaan wandelen in het tropische bos, hetgeen nooit verveeld. Ondanks onze moeie voeten hebben we nog behoorlijk geklommen en gewandeld, en nog een klein, bescheiden watervalletje gezien, heel lieflijk, heel mooi. Als ik terugdenkt aan het bos word ik er weer lyrisch van.
Toen we terugwaren in het kamp hebben we nog wat gegeten en tegen half 3 stapten we weer in de jeep om richting Paramaribo te gaan. Na wederom een lange, hobbelige rit, kwamen we daar in het begin van de avond, uitgeput, aan. Onze hoofden zaten nog vol verhalen, avonturen. Vol van het bos.
Het afgelopen weekend was absoluut het hoogtepunt van mijn verblijf in Suriname tot nu toe. Door het tropisch regenwoud was ik zelfs vergeten dat Feyenoord dat weekend de bekerfinale speelde, een wedstrijd die ze overigens hebben gewonnen...
De werkdagen hier zijn we bezig met ons onderzoek. Mijn onderzoek naar de immigratie van Javaanse contractarbeiders vordert gestaag. In de archieven vind ik steeds meer bruikbaar materiaal, daarnaast zijn in de bibliotheek van het Surinaams Museum interessante boeken te vinden. Vorige week donderdag had ik mijn eerste interview, met een Javaanse wetenschapper en Javanist, iemand die de Javaanse cultuur in ere wil houden. Hij woonde, zoaals veel Javanen, een heel eind buiten de stad, dus dat betekende een eind met de taxi. Gelukkig hebben we onze vaste, betrouwbare chauffeur. De wat oudere, wijze meneer had wel wat weg van Mr. Miyagi. Zo zag hij eruit, en zo praatte hij ook. Hij, zijn vrouw, en enkele andere personen die aanwezig waren, bleken zeer vriendelijke mensen te zijn. Ik heb de hele ochtend met hem gepraat en hij kon me zeker nuttige aanwijzingen geven.
Deze week heb ik de maandag gebruikt om een beetje bij te komen. Dinsdag ben ik naar het archief geweest, vandaag naar het Surinaams Museum. Morgen is het Dag van de Arbeid, dus alles is dicht. Ook de winkels, helaas. Waarschijnlijk wordt morgen dan ook wasdag en leesdag.
Naast het onderzoek zit er nu continu nóg iets in mijn hoofd: het tropisch regenwoud. Wat is Suriname toch een schitterend land!
woensdag 30 april 2008
Soeradj bij de gehuurde jeep.
Rijden over de hobbelige bauxietweg.
Nogmaals de bauxietweg.
Deze auto heeft het helaas niet gehaald...
Een smal, nat weggetje door het oerwoud naar Brownsberg.
De jeep waarmee we de trip maakten.
Een grote boom in het woud, met Danta Bai ervoor.
Een stukje tropisch regenwoud.
De hut waar we in sliepen, Christine en in sliepen in het overdekte stuk voor.
De Leoval.
Nogmaals de jeep.
De hangmatten in de hut. Ik sliep op de oranje. Later zouden we ze nog naar buiten verplaatsen.
Ochtend in het regenwoud.
Wakker worden in het regenwoud.
Binnenkort meer foto's...
zondag 20 april 2008
950 Kilometer wandelen door Suriname
Mijn derde week in Suriname zit erop! Iedere werkdag, behalve donderdag, was ik in het Nationaal Archief te vinden, op zoek naar interessante bronnen voor mijn onderzoek naar de Javaanse immigratie in Suriname. Het lastige aan archiefonderzoek is dat je vooraf nooit precies weet wat je zult aantreffen. Zo kan het gebeuren dat je op sommige dagen praktisch niets interessants tegenkomt, terwijl je op andere dagen veel nuttige informatie vindt. Voor mij bleek vooral dinsdag achteraf gezien een goede dag te zijn geweest.
De ideeën die ik had over mijn onderzoek heb ik in de tijd dat ik hier zit steeds enigszins aan moeten passen. Daar ben ik vandaag weer mee bezig. Hopelijk vind ik een interessante invalshoek, waar ik de komende week goed mee uit de voeten kan.
Het archief ging iedere dag dicht rond 14:30 (behalve op dinsdag, toen kon ik tot 17:00 doorwerken). De middagen heb ik vaak nog wat gelezen voor mijn onderzoek. Meestal eten we vervolgens gewoon thuis, maar afgelopen woensdag zijn we uit eten geweest. Op de vraag naar een goede eetgelegenheid zette één van onze vaste taxichauffeurs ons af bij De Optimist. Er bleken vooral Nederlanders te zitten, maar dat drukte de pret en de eetlust niet. De maaltijd (waaronder mijn niet echt Surinaamse steak) was heerlijk. Verkwikt en verzadigd keerden we weer huiswaarts per taxi. Donderdag had ik helaas een beetje koorts, maar gelukkig kon ik 's middags nog even de stad in, op zoek naar een boekhandel. De bekenste, maar helaas ook de duurste boekhandel in Paramaribo is Vaco aan de Domineestraat, waar ik nog een boek (eigenlijk meer een tijdschrift, een nummer van OSO) heb kunnen kopen over mijn onderwerp.
Afgelopen zaterdag zouden we met een Surinaamse student, die we hier hebben leren kennen, Soeradj, een dag op pad gaan. Uiteindelijk hebben we een auto gehuurd en zijn we daarmee wezen 'wandelen', zoals reizen in Suriname heet. Om 7 uur in de ochtend kwam Soeradj ons ophalen, terwijl de zon al volop scheen. Het zou een toch worden door vijf disctricten (soort provincies) van Suriname.
Na door het kleine disctrict Wanica te zijn gereden, kwamen we aan in Saramacca, waar we onder andere enkele grote gebouwen van Staatsolie, een succesvol overheidsbedrijf in Suriname passeerden. Later op de dag zouden we nog terugkomen in Saramacca, eerst reden we door naar het volgende disctrict, waarvoor we over een grote, mooie, redelijk nieuwe brug, gebouwd over de Coppenamerivier moesten: de Coppenamebrug. Deze brug, die net als de Jules Wijdenboschbrug in Paramaribo is aangelegd door de regering Wijdenbosch) is vitaal voor de Oost-West verbinding in Suriname. De Oost-West verbinding is de naam voor een weg die helemaal van het Oosten van Suriname naar het Westen loopt, langs de kust. Aangezien de meeste Surinamers langs de kust wonen, is deze verbinding erg belangrijk. Helaas is het asfelt op sommige delen zeer slecht en zitten er grote kuilen in de weg, doordat er veel te zware vrachtwagens overheen rijden.
Na de brug te hebben gepasseerd kwamen we in Coronie, het palmendisctrict. Overal vonden we er palmen, waar van alles van geproduceerd wordt. Niet alleen kokosnoten, ook kokosolie, bezems en meer. De aanblik van zoveel palmbomen naast de weg was werkelijk schitterend. Ook vonden we in Coronie enkele kleine plaatsjes (= een verzameling huizen langs de weg), waar een aantal mooi gerestaureerde kerkjes stonden.
Na enkele uren te hebben gereden kwamen we aan in het meest westelijk gelegen disctrict van Suriname: Nickerie (spreek uit: Niekéérie). Nickerie is een echt rijstdisctrict, waar zeer grote polders met rijst zijn. Door al die polders leek het wel een klein beetje Nederland, maar dan met rijst (en hier een daar wat on-Nederlandse dieren en planten). Soeradj was een zeer goede gids, hij wist van alles te vertellen over alles waar we langskwamen. Bij een rijstveld waar geoogst werd stopte hij. We zijn een stukje een rijstveld ingelopen, waarvoor we eerst over een hachelijk smal, wiebelend plankje over een brede kreek moesten lopen om van de weg in het rijstveld te komen. De arbeiders die de ongepelde rijst in een vrachtwagen deden liepen ook over dat plankje, maar dan met zware balen rijst op hun schouders, in de brandende zon, van 7 uur in de morgen tot 7 uur in de avond. We maakten ook weer kennis met de 'gastvriendelijkheid' (zoals Soeradj het steeds noemde) van de Surinaamse bevolking. De opzichter van de rijstoogst vertelde er vanalles over en gaf ons bij weggaan nog een zakje ongepelde rijst, vers van het land mee. Als het aan hem lag hadden we kilo's mee kunnen krijgen.
De hoofdstad van Nickerie is Nieuw-Nickerie, waar we Javaans hebben gegeten (ik heb bami op) en naar een markt zijn geweest. Nieuw-Nickerie is een lieflijk stadje, wat ruimer en landelijker dan Paramaribo. Vlak buiten Nieuw-Nickerie begint de Zeedijk; een stuk dijk die het land tegen het zeewater beschermd. Het was echt heerlijk om de zee te zien, te ruiken en om de zeewind te voelen. We hebben er een poosje gelopen (helaas was er niet echt een strand waar je op kon zitten).
Onze volgende stop was Wageningen. Dit dorp was een centrum van een groot Surinaams staatsbedrijf, de SML (Stichting voor Machinale Landbouw). Veel Nederlandse landbouwkundigen, van de universiteit in Wageningen zijn daar halverwege vorige eeuw naartoe getrokken om grootschalige rijstbouw op te zetten. Na de onafhankelijkheid van Suriname zijn deze weer vertrokken, maar SML bleef. De laatste jaren is het bedrijf echter ten onder gegaan en het ligt er nu troosteloos bij, gedeeltelijk overwoekerd, net als de suikerplantage Mariënburg, waar ik twee weken terug was. Op het terrein waren nog wel enkele mensen aanwezig. We hebben een praatje met ze gemaakt. Één van de mannen had enkele kokosnoten bij zich, vers gekapt. Speciaal voor ons kapte hij er nog vier, en maakte ze open, zodat we het sap konden drinken en het vruchtvlees eten. Ook kregen we er nog vier mee. Aangezien kokosnoten in de winkel zo'n 10 Surinaamse dollar (SRD) kosten, hebben we dus eigenlijk SRD 80 gehad...
Na Wageningen reden we door Nickerie en Coronie weer terug naar Saramacca. Halverwege bleek echter dat de tank praktisch leeg was en benzinepompen waren er niet meer in de buurt. Het begon al donker te worden, we reden grotendeels door bos, en het begon licht te regenen. De spanning steeg, tot we eindelijk een pompstation tegenkwamen, toen de benzinemeter al op 'emtpy' stond. Wat bleek... de pomp was dicht en er was niemand te bekennen! We moesten helemaal doorrijden naar Groningen, een plaatsje in Saramacca. Uiteindelijk hebben we zo'n drie kwartier gereden terwijl de benzinemeter aangaf dat er niets meer in de tank zat. Op het nippertje haalden we opgelucht een pompstation in Groningen. Soeradj had daar veel familie wonen, dus we hebben enkele ooms en tantes ontmoet. Uiteraard mochten we overal wel weer terugkomen om uitgebreid te kletsen.
Naast één van Soeradj's tante's woonde een Nederlands echtpaar in een riante villa. Het bleek een echtpaar te zijn waar van de man met pensioen was en die in Suriname zijn gaan wonen. Toen ze Nederlanders (ons dus) bij de buren in de tuin zag, moesten we meteen even langskomen. We kregen er sap en van alles te horen over hoe ze in Suriname verzeild was geraakt, over de familie in Nederland en over het leven in Suriname, waar ze het zeer naar de zin hadden. Er woonden in de buurt van Groningen meer Nederlanders. Op zich hebben ze het goed bekeken, want Saramacca is rustiger, groener en niet zo crimineel als Paramaribo.
Tegen 8 uur 's avonds waren we terug in Paramaribo. Omdat ik honger had zei ik voor de grap dat we maar drive-through roti moesten gaan eten. Wat bleek: in Paramaribo is écht een drive-through rotizaak. Nadat we daar roti hadden gehaald, gingen we nog even over de Jules Wijdenboschbrug naar het disctrict Commewijne, om daar langs de Surinamerivier, onder de brug onze roti te eten. Tenslotte kwamen we na een lange dag, waarin we iets van 950 kilometer hadden afgelegd, zeer vermoeid thuis om heerlijk in slaap te vallen.
Zondag ben ik met Christine naar een kerk geweest: de Tabernacle of Faith and Love. Het was een pinkstergemeente, de boodschap en de sfeer spraken mij wel aan. Uiteraard werd er gedanst, geklapt en gezongen. De boodschap die we meekregen ging erover hoe belangrijk het is Gods wil te kennen en die door Zijn kracht te doen, in plaats van zelf proberen van alles te bereiken. De meeste nummers die we zongen waren in het Nederlands, enkele in het Sranan Tongo. Enkele weken terug was er nog een pastor uit Zwijndrecht hier geweest, van Nehemia Ministries, waar deze gemeente mee samenwerkt. Ik hoop dat ik hier in Paramaribo nog vaker in deze gemeente zal kunnen komen.
Toen we na een drie uur durende dienst huiswaarts gingen, stapten we alleen in het verkeerde busje. Maar toen we weer uitstapten om op de volgende bus te wachten stopte er een auto en ging het raampje open.
“Jullie waren net toch ook in de gemeente,” vroeg een jongen. Naast hem zat een mevrouw, de leidster van het praise and worship-team (een van de zangeressen dus). We mochten direct instappen voor een lift naar huis. De mevrouw kende Zwijndrecht wel, van de diensten van Nehemia, die hier iedere week op televisie worden uitgezonden. Deze hartelijke mensen zetten ons voor de deur af, waarna we 's middags nog even aan ons onderzoek hebben gezeten.
Nu zit het weekend er weer op en gaat het onderzoeksleven weer verder.
De ideeën die ik had over mijn onderzoek heb ik in de tijd dat ik hier zit steeds enigszins aan moeten passen. Daar ben ik vandaag weer mee bezig. Hopelijk vind ik een interessante invalshoek, waar ik de komende week goed mee uit de voeten kan.
Het archief ging iedere dag dicht rond 14:30 (behalve op dinsdag, toen kon ik tot 17:00 doorwerken). De middagen heb ik vaak nog wat gelezen voor mijn onderzoek. Meestal eten we vervolgens gewoon thuis, maar afgelopen woensdag zijn we uit eten geweest. Op de vraag naar een goede eetgelegenheid zette één van onze vaste taxichauffeurs ons af bij De Optimist. Er bleken vooral Nederlanders te zitten, maar dat drukte de pret en de eetlust niet. De maaltijd (waaronder mijn niet echt Surinaamse steak) was heerlijk. Verkwikt en verzadigd keerden we weer huiswaarts per taxi. Donderdag had ik helaas een beetje koorts, maar gelukkig kon ik 's middags nog even de stad in, op zoek naar een boekhandel. De bekenste, maar helaas ook de duurste boekhandel in Paramaribo is Vaco aan de Domineestraat, waar ik nog een boek (eigenlijk meer een tijdschrift, een nummer van OSO) heb kunnen kopen over mijn onderwerp.
Afgelopen zaterdag zouden we met een Surinaamse student, die we hier hebben leren kennen, Soeradj, een dag op pad gaan. Uiteindelijk hebben we een auto gehuurd en zijn we daarmee wezen 'wandelen', zoals reizen in Suriname heet. Om 7 uur in de ochtend kwam Soeradj ons ophalen, terwijl de zon al volop scheen. Het zou een toch worden door vijf disctricten (soort provincies) van Suriname.
Na door het kleine disctrict Wanica te zijn gereden, kwamen we aan in Saramacca, waar we onder andere enkele grote gebouwen van Staatsolie, een succesvol overheidsbedrijf in Suriname passeerden. Later op de dag zouden we nog terugkomen in Saramacca, eerst reden we door naar het volgende disctrict, waarvoor we over een grote, mooie, redelijk nieuwe brug, gebouwd over de Coppenamerivier moesten: de Coppenamebrug. Deze brug, die net als de Jules Wijdenboschbrug in Paramaribo is aangelegd door de regering Wijdenbosch) is vitaal voor de Oost-West verbinding in Suriname. De Oost-West verbinding is de naam voor een weg die helemaal van het Oosten van Suriname naar het Westen loopt, langs de kust. Aangezien de meeste Surinamers langs de kust wonen, is deze verbinding erg belangrijk. Helaas is het asfelt op sommige delen zeer slecht en zitten er grote kuilen in de weg, doordat er veel te zware vrachtwagens overheen rijden.
Na de brug te hebben gepasseerd kwamen we in Coronie, het palmendisctrict. Overal vonden we er palmen, waar van alles van geproduceerd wordt. Niet alleen kokosnoten, ook kokosolie, bezems en meer. De aanblik van zoveel palmbomen naast de weg was werkelijk schitterend. Ook vonden we in Coronie enkele kleine plaatsjes (= een verzameling huizen langs de weg), waar een aantal mooi gerestaureerde kerkjes stonden.
Na enkele uren te hebben gereden kwamen we aan in het meest westelijk gelegen disctrict van Suriname: Nickerie (spreek uit: Niekéérie). Nickerie is een echt rijstdisctrict, waar zeer grote polders met rijst zijn. Door al die polders leek het wel een klein beetje Nederland, maar dan met rijst (en hier een daar wat on-Nederlandse dieren en planten). Soeradj was een zeer goede gids, hij wist van alles te vertellen over alles waar we langskwamen. Bij een rijstveld waar geoogst werd stopte hij. We zijn een stukje een rijstveld ingelopen, waarvoor we eerst over een hachelijk smal, wiebelend plankje over een brede kreek moesten lopen om van de weg in het rijstveld te komen. De arbeiders die de ongepelde rijst in een vrachtwagen deden liepen ook over dat plankje, maar dan met zware balen rijst op hun schouders, in de brandende zon, van 7 uur in de morgen tot 7 uur in de avond. We maakten ook weer kennis met de 'gastvriendelijkheid' (zoals Soeradj het steeds noemde) van de Surinaamse bevolking. De opzichter van de rijstoogst vertelde er vanalles over en gaf ons bij weggaan nog een zakje ongepelde rijst, vers van het land mee. Als het aan hem lag hadden we kilo's mee kunnen krijgen.
De hoofdstad van Nickerie is Nieuw-Nickerie, waar we Javaans hebben gegeten (ik heb bami op) en naar een markt zijn geweest. Nieuw-Nickerie is een lieflijk stadje, wat ruimer en landelijker dan Paramaribo. Vlak buiten Nieuw-Nickerie begint de Zeedijk; een stuk dijk die het land tegen het zeewater beschermd. Het was echt heerlijk om de zee te zien, te ruiken en om de zeewind te voelen. We hebben er een poosje gelopen (helaas was er niet echt een strand waar je op kon zitten).
Onze volgende stop was Wageningen. Dit dorp was een centrum van een groot Surinaams staatsbedrijf, de SML (Stichting voor Machinale Landbouw). Veel Nederlandse landbouwkundigen, van de universiteit in Wageningen zijn daar halverwege vorige eeuw naartoe getrokken om grootschalige rijstbouw op te zetten. Na de onafhankelijkheid van Suriname zijn deze weer vertrokken, maar SML bleef. De laatste jaren is het bedrijf echter ten onder gegaan en het ligt er nu troosteloos bij, gedeeltelijk overwoekerd, net als de suikerplantage Mariënburg, waar ik twee weken terug was. Op het terrein waren nog wel enkele mensen aanwezig. We hebben een praatje met ze gemaakt. Één van de mannen had enkele kokosnoten bij zich, vers gekapt. Speciaal voor ons kapte hij er nog vier, en maakte ze open, zodat we het sap konden drinken en het vruchtvlees eten. Ook kregen we er nog vier mee. Aangezien kokosnoten in de winkel zo'n 10 Surinaamse dollar (SRD) kosten, hebben we dus eigenlijk SRD 80 gehad...
Na Wageningen reden we door Nickerie en Coronie weer terug naar Saramacca. Halverwege bleek echter dat de tank praktisch leeg was en benzinepompen waren er niet meer in de buurt. Het begon al donker te worden, we reden grotendeels door bos, en het begon licht te regenen. De spanning steeg, tot we eindelijk een pompstation tegenkwamen, toen de benzinemeter al op 'emtpy' stond. Wat bleek... de pomp was dicht en er was niemand te bekennen! We moesten helemaal doorrijden naar Groningen, een plaatsje in Saramacca. Uiteindelijk hebben we zo'n drie kwartier gereden terwijl de benzinemeter aangaf dat er niets meer in de tank zat. Op het nippertje haalden we opgelucht een pompstation in Groningen. Soeradj had daar veel familie wonen, dus we hebben enkele ooms en tantes ontmoet. Uiteraard mochten we overal wel weer terugkomen om uitgebreid te kletsen.
Naast één van Soeradj's tante's woonde een Nederlands echtpaar in een riante villa. Het bleek een echtpaar te zijn waar van de man met pensioen was en die in Suriname zijn gaan wonen. Toen ze Nederlanders (ons dus) bij de buren in de tuin zag, moesten we meteen even langskomen. We kregen er sap en van alles te horen over hoe ze in Suriname verzeild was geraakt, over de familie in Nederland en over het leven in Suriname, waar ze het zeer naar de zin hadden. Er woonden in de buurt van Groningen meer Nederlanders. Op zich hebben ze het goed bekeken, want Saramacca is rustiger, groener en niet zo crimineel als Paramaribo.
Tegen 8 uur 's avonds waren we terug in Paramaribo. Omdat ik honger had zei ik voor de grap dat we maar drive-through roti moesten gaan eten. Wat bleek: in Paramaribo is écht een drive-through rotizaak. Nadat we daar roti hadden gehaald, gingen we nog even over de Jules Wijdenboschbrug naar het disctrict Commewijne, om daar langs de Surinamerivier, onder de brug onze roti te eten. Tenslotte kwamen we na een lange dag, waarin we iets van 950 kilometer hadden afgelegd, zeer vermoeid thuis om heerlijk in slaap te vallen.
Zondag ben ik met Christine naar een kerk geweest: de Tabernacle of Faith and Love. Het was een pinkstergemeente, de boodschap en de sfeer spraken mij wel aan. Uiteraard werd er gedanst, geklapt en gezongen. De boodschap die we meekregen ging erover hoe belangrijk het is Gods wil te kennen en die door Zijn kracht te doen, in plaats van zelf proberen van alles te bereiken. De meeste nummers die we zongen waren in het Nederlands, enkele in het Sranan Tongo. Enkele weken terug was er nog een pastor uit Zwijndrecht hier geweest, van Nehemia Ministries, waar deze gemeente mee samenwerkt. Ik hoop dat ik hier in Paramaribo nog vaker in deze gemeente zal kunnen komen.
Toen we na een drie uur durende dienst huiswaarts gingen, stapten we alleen in het verkeerde busje. Maar toen we weer uitstapten om op de volgende bus te wachten stopte er een auto en ging het raampje open.
“Jullie waren net toch ook in de gemeente,” vroeg een jongen. Naast hem zat een mevrouw, de leidster van het praise and worship-team (een van de zangeressen dus). We mochten direct instappen voor een lift naar huis. De mevrouw kende Zwijndrecht wel, van de diensten van Nehemia, die hier iedere week op televisie worden uitgezonden. Deze hartelijke mensen zetten ons voor de deur af, waarna we 's middags nog even aan ons onderzoek hebben gezeten.
Nu zit het weekend er weer op en gaat het onderzoeksleven weer verder.
Foto's bij '950 Kilometer wandelen door Suriname'
Mijn werkplek in het Nationaal Archief Suriname.
Het Nationaal Archief Suriname.
Een andere zaal van het Nationaal Archief.
Een vissersboot, gespot op zaterdag 19 april.
Nog een vissersboot voor de sfeer.
De auto waarmee we 950 km hebben gereden, hier werd even wat water bijgevuld.
Soeradj en ik bij de Coppenamebrug (die in de verte te zien is).
Soeradj en Christine.
Een kerkje.
Nog een kerkje.
In een restaurant in Nieuw-Nickerie.
Het voormalige gebouw van SLM.
Nog een deel van het SLM complex.
Deze man besloot voor ons kokosnoten te plukken en open te kappen.
Annika, Christine en ik aan de kokosnoot.
Een vervaarlijk plankje over een kreek, die van de weg naar een rijstveld voert.
Een arbeider die rijst in de wagen stort (en steeds over dat plankje moet)...
De Zeedijk in Nickerie.
Nogmaals de Zeedijk.
En nogmaals de Zeedijk, met ons erop.
Palmen in Coronie.
Rijden door palmendistrict Coronie.
En het werd donker in het bos...
maandag 14 april 2008
Zwemmen in de regen
Afgelopen week was de tweede en laatste collegeweek in Suriname: presentatieweek. Alle studenten moesten een presentatie geven over hun onderzoek, dus ook ik moest aan de bak en iets vertellen over Javaanse contractarbeiders. Sommige presentaties van Surinaamse studenten werden begeleid met heftige (maar vriendelijke) discussies. Vooral een onderwerp over inheemsen bleek veel reacties uit te lokken. Hoewel degene die presenteerde zelf inheems was, en haar visie niet helemaal objectief leek, was het wel een interessant verhaal. Maandag moesten Annika en Christine presenteren. Het ging ze prima af. Ik moest wachten tot woensdag en hoewel ik niet veel tijd had om een presentatie in elkaar te zetten, ging de uitvoering ervan best goed. Toch ben ik blij dat ik er vanaf ben...
Afgelopen vrijdag was de laatste collegedag. Die dag kwam een Surinaamse oud-politicus, die inmiddels actief is in de goudsector, op bezoek om te worden geïnterviewd. Dhr. Lie Pauw Sam bleek iemand die veel te vertellen had, meer dan alleen wat hem werd gevraagd. Toch vond ik zijn verhaal erg interessant. Iets waar deze man ook over begon en wat ik vaker hoor in Suriname, was de economische crisis van de laatste tijd. Suriname exporteert vooral grondstoffen, zoals bauxiet. Voor wat betreft consumptiegoederen is Suriname grotendeels afhankelijk van de import. Als de dollar daalt is dat direct terug te vinden in de supermarkten in Suriname. Niet verwonderlijk dus dat veel Surinamers zich hier zorgen over maken.
Afgelopen zaterdag hadden we een heerlijke vrije dag. Ik besloot naar het centrum van Paramaribo te gaan, maar al snel begon het ontzettend hard en langdurig te regenen. Op straat zegt men dat het weer 'in de war' is, het zou nu nog geen regentijd moeten zijn. Kennelijk is de klimaatverandering ook hier doorgedrongen. Het noopte mij om mijn voorgenomen bezoek aan Paramaribo Zoo uit te stellen. Schuilend onder de winkelluifels (doorlopen in een tropische bui is niet slim) kon ik nog wel wat gesprekken aanknopen met Surinamers. Beter gezegd: zij knoopten gesprekken aan met mij en allemaal waren ze geïnteresseerd waar ik precies vandaan kom in Nederland. Uiteraard hebben veel mensen familie in de buurt wonen. Zaterdagmiddag heb ik nog wel de McDonald's van Paramaribo gevonden en er een lekkere hamburger op. Aangezien Annika en Christine allebei vegetarisch zijn heb ik wel wat behoefte aan lekker vlees. Ter compensatie heb ik overigens zaterdagavond witte kool, zondag spinazie en vanavond boontjes op.
Verschillende Surinaamse studenten hebben ons aangeboden om allerlei tripjes te maken. Zo gingen we afgelopen zondag met Ingrid, die mij ook van het vliegveld was komen ophalen, naar White Beach. Omdat Suriname bijna geen zandstranden heeft (de kust bestaat voornamelijk uit modder en kleigrond), hebben slimme ondernemers een stuk oever van de Surinamerivier opgespoten met zand. Er is een net gespannen in de rivier om piranha's buiten te houden, zodat er prima te zwemmen valt. In plaats van zeeblauw is het water van de rivier tropisch bruin, maar Surinamers en toeristen komen er graag om een duik te nemen en om te zonnen. Ongeveer drie kwartier rijden buiten de stad, over een weg die weliswaar geasfalteerd was, maar vol gaten, kuilen en hobbels zat, vonden we inderdaad een klein tropisch paradijs. Ingrid had voor ons een heerlijke hut gehuurd, we spreidden onze handdoeken en gingen genieten van de zon. Heel lang zou het niet duren...
Aan het eind van de ochtend barstte wederom een enorme tropische bui los. Zonder ons lang te bedenken doken Christine en ik het water in. We waren overigens niet de enigen. Het was heerlijk om in de hitte te zwemmen, terwijl verfrissende regen op onze hoofden viel. Aan de overzijde van de rivier was het tropische bos te zien, aan onze kant een wit zandstrand. Het was puur genieten. Op dat moment bedacht ik me dat het Surinaamse natuurschoon me misschien nog wel meer interesseert dan de Surinaamse geschiedenis.
Een nadeel van de toegenomen regen is wel dat het aantal muggen exponentieel is toegenomen. Ze lijken 's nachts zelfs onder mijn klamboe te komen, al heb ik geen idee hoe. Afgelopen zondag was een nieuw record voor mijn linkervoet: er zaten minstens tien muggenbulten, keurig op een rijtje. Alsof de muggen mijn voeten hadden verkaveld en allemaal een stukje voor hun rekening hadden genomen. Iedereen had me gewaarschuwd dat het met de muggen erg zou zijn, maar misschien went het.
Vandaag was de eerste dag die puur was gereserveerd voor mijn onderzoek. Daarom heb ik een groot deel van de dag in het Nationaal Archief van Suriname doorgebracht, dat gehuisvest is in een onopvallend, enigszins onooglijk gebouw. Maar met behulp van Nederlands geld is een nieuw, mooi Nationaal Archief in de maak, dat in 2009 klaar zou moeten zijn. Echt heel veel bijzonders heb ik nog niet gevonden in het archief, hoewel het in zekere zin altijd bijzonder is om brieven en documenten te lezen van meer dan honderd jaar geleden. Één brief trof me wel, een brief van een contractarbeider die net twee weken in Suriname was. Hij had gehoord dat hij een weekloon zou verdienen van Fl 1,50, maar al na twee weken kwam hij erachter dat hij veel minder kreeg voor zijn gezwoeg in de tropische hitte op de plantage. Maar hij kon niet meer terug en zijn klacht zou geen resultaat hebben. De komende vijf jaar zou hij vastzitten in Suriname, waarschijnlijk zelfs heel zijn leven.
Terwijl ik dat las zat ik zelf in een gebouw met airco op een gemakkelijke stoel brieven te lezen. Ik zou niet willen ruilen.
Afgelopen vrijdag was de laatste collegedag. Die dag kwam een Surinaamse oud-politicus, die inmiddels actief is in de goudsector, op bezoek om te worden geïnterviewd. Dhr. Lie Pauw Sam bleek iemand die veel te vertellen had, meer dan alleen wat hem werd gevraagd. Toch vond ik zijn verhaal erg interessant. Iets waar deze man ook over begon en wat ik vaker hoor in Suriname, was de economische crisis van de laatste tijd. Suriname exporteert vooral grondstoffen, zoals bauxiet. Voor wat betreft consumptiegoederen is Suriname grotendeels afhankelijk van de import. Als de dollar daalt is dat direct terug te vinden in de supermarkten in Suriname. Niet verwonderlijk dus dat veel Surinamers zich hier zorgen over maken.
Afgelopen zaterdag hadden we een heerlijke vrije dag. Ik besloot naar het centrum van Paramaribo te gaan, maar al snel begon het ontzettend hard en langdurig te regenen. Op straat zegt men dat het weer 'in de war' is, het zou nu nog geen regentijd moeten zijn. Kennelijk is de klimaatverandering ook hier doorgedrongen. Het noopte mij om mijn voorgenomen bezoek aan Paramaribo Zoo uit te stellen. Schuilend onder de winkelluifels (doorlopen in een tropische bui is niet slim) kon ik nog wel wat gesprekken aanknopen met Surinamers. Beter gezegd: zij knoopten gesprekken aan met mij en allemaal waren ze geïnteresseerd waar ik precies vandaan kom in Nederland. Uiteraard hebben veel mensen familie in de buurt wonen. Zaterdagmiddag heb ik nog wel de McDonald's van Paramaribo gevonden en er een lekkere hamburger op. Aangezien Annika en Christine allebei vegetarisch zijn heb ik wel wat behoefte aan lekker vlees. Ter compensatie heb ik overigens zaterdagavond witte kool, zondag spinazie en vanavond boontjes op.
Verschillende Surinaamse studenten hebben ons aangeboden om allerlei tripjes te maken. Zo gingen we afgelopen zondag met Ingrid, die mij ook van het vliegveld was komen ophalen, naar White Beach. Omdat Suriname bijna geen zandstranden heeft (de kust bestaat voornamelijk uit modder en kleigrond), hebben slimme ondernemers een stuk oever van de Surinamerivier opgespoten met zand. Er is een net gespannen in de rivier om piranha's buiten te houden, zodat er prima te zwemmen valt. In plaats van zeeblauw is het water van de rivier tropisch bruin, maar Surinamers en toeristen komen er graag om een duik te nemen en om te zonnen. Ongeveer drie kwartier rijden buiten de stad, over een weg die weliswaar geasfalteerd was, maar vol gaten, kuilen en hobbels zat, vonden we inderdaad een klein tropisch paradijs. Ingrid had voor ons een heerlijke hut gehuurd, we spreidden onze handdoeken en gingen genieten van de zon. Heel lang zou het niet duren...
Aan het eind van de ochtend barstte wederom een enorme tropische bui los. Zonder ons lang te bedenken doken Christine en ik het water in. We waren overigens niet de enigen. Het was heerlijk om in de hitte te zwemmen, terwijl verfrissende regen op onze hoofden viel. Aan de overzijde van de rivier was het tropische bos te zien, aan onze kant een wit zandstrand. Het was puur genieten. Op dat moment bedacht ik me dat het Surinaamse natuurschoon me misschien nog wel meer interesseert dan de Surinaamse geschiedenis.
Een nadeel van de toegenomen regen is wel dat het aantal muggen exponentieel is toegenomen. Ze lijken 's nachts zelfs onder mijn klamboe te komen, al heb ik geen idee hoe. Afgelopen zondag was een nieuw record voor mijn linkervoet: er zaten minstens tien muggenbulten, keurig op een rijtje. Alsof de muggen mijn voeten hadden verkaveld en allemaal een stukje voor hun rekening hadden genomen. Iedereen had me gewaarschuwd dat het met de muggen erg zou zijn, maar misschien went het.
Vandaag was de eerste dag die puur was gereserveerd voor mijn onderzoek. Daarom heb ik een groot deel van de dag in het Nationaal Archief van Suriname doorgebracht, dat gehuisvest is in een onopvallend, enigszins onooglijk gebouw. Maar met behulp van Nederlands geld is een nieuw, mooi Nationaal Archief in de maak, dat in 2009 klaar zou moeten zijn. Echt heel veel bijzonders heb ik nog niet gevonden in het archief, hoewel het in zekere zin altijd bijzonder is om brieven en documenten te lezen van meer dan honderd jaar geleden. Één brief trof me wel, een brief van een contractarbeider die net twee weken in Suriname was. Hij had gehoord dat hij een weekloon zou verdienen van Fl 1,50, maar al na twee weken kwam hij erachter dat hij veel minder kreeg voor zijn gezwoeg in de tropische hitte op de plantage. Maar hij kon niet meer terug en zijn klacht zou geen resultaat hebben. De komende vijf jaar zou hij vastzitten in Suriname, waarschijnlijk zelfs heel zijn leven.
Terwijl ik dat las zat ik zelf in een gebouw met airco op een gemakkelijke stoel brieven te lezen. Ik zou niet willen ruilen.
Foto's bij 'Zwemmen in de regen'
Pas op! Drempel! Dit verkeersbord zou ook in Nederland kunnen staan, die bomen niet...
Dit is overigens op de campus van de Universiteit.
White Beach
Nogmaals White Beach
Christine en ik in de regen
Het regende hard op White Beach...
...maar wij hadden een hutje!
Christine en Annika op White Beach
Ik op White Beach
Een stukje bush...
Weer op weg naar Paramaribo
maandag 7 april 2008
Rampen en zegeningen
Na een week in Suriname te hebben vertoeft begin ik me hier al een beetje thuis te voelen. Zelfs de hagedissen in de voorraadkast en de ondefinieerbare beestjes in de wasbak zie ik al over het hoofd. Ook de eerste slang is gespot, maar eveneens allerlei kleurrijke vogels. Op een paar jeukende muggenbulten na heb ik nog niet echt last van de fauna van Suriname.
De kakkerlakken in het Nationaal Archief van Suriname, waarvoor ik gewaarschuwd was, heb ik nog niet gezien. Sterker nog, ik heb de binnenkant van het Nationaal Archief nog helemaal niet gezien. Afgelopen donderdag zouden we daar naartoe, maar die dag kwam het tragische bericht binnen dat een vliegtuig in het binnenland was neergestort. Nu bevind het vliegveld voor binnenlandse vluchten vanuit Paramaribo, Zorg en Hoop, zich vlak naast het archief. Aangezien het op dat vliegveld een drukte van belang was wegens de ramp had men de hele omgeving ervan afgezet en was het archief niet bereikbaar. Voor ons betekende dat, dat ons bezoek niet door kon gaan. Gelukkig konden we nog wel naar programmapunt twee: de studiezaal van de bibliotheek / het archief van het Surinaams Museum. Toen we daarheen gingen wisten we nog niet dat daar onze eigen 'ramp' zou plaatsvinden.
Binnengeleid in de mooie studiezaal van het Surinaams Museum bleken alle stoelen reeds bezet. Christine en ik namen daarom plaats op een tafel aan de wand, na de constructie grondig op stevigheid te hebben beoordeeld. Er was geen vuiltje aan de lucht, totdat een derde persoon de tafel als zitvlak besloot te gebruiken. Dat was toch iets teveel van het goede, waarna de tafel met luid geraas ineenstortte, alles en iedereen meeslepend. Gelukkig was niemand echt gewond en leek er, op de tafel na, niets stuk te zijn. Na deze knallende binnenkomer kregen we van historica Hilde Neus een paar van de mooiste stukken van het Surinaams Museum te zien. Ik hoop dat ik op deze plaats nog regelmatig terug kan komen voor mijn onderzoek. Men heeft er echter een groot probleem met onderbezetting: er zijn gewoon te weinig mensen omdat er te weinig geld is. Heel erg zonde, want zo'n mooie collectie verdient een goede behandeling en ontsluiting.
Na afgelopen vrijdag weer een 'regulier' college te hebben gehad, waarin we de documentaire Bang, voor altijd bang, over de Binnenlandse Oorlog bespraken, gingen we op zaterdag naar het district Commewijne. Om dat district te bereiken moesten we, met het gehuurde busje, over de hoge, indrukwekkende Jules Wijdenboschbrug. De Surinamers praten er vol trots over, vooral omdat deze brug niet met Nederlands ontwikkelingsgeld zou zijn gebouwd. De trip stond onder leiding van mevrouw Caprino, een aardige historica.
Commewijne is een landelijk gebied, vol akkers, polders, kreekjes en sluisjes. Vroeger was waren er grote plantages gevestigd, waaronder Mariënburg. Tegenwoordig is het een gebied dat vooral ook leeft van de handel. Dat Suriname een land in ontwikkeling is, is in Commewijne duidelijk te zien. Overal is men bezig met bouwen en het verkavelen van grond. Veel Surinamers die het kunnen betalen kopen een stukje grond en sparen vervolgens een huis bij elkaar. Ieder weekend zijn ze dan te vinden op hun stukje grond, om hun droomhuis weer iets verder te bouwen. Commewijne is ook interessant omdat het gebied het Javaanse disctrict bij uitstek is. Er wonen veel Javanen, vaak nog in traditionele kampongs. Aangezien deze Surinaamse Javanen centraal staan in mijn onderzoek, keek ik extra geïnteresseerd naar dit gebied.
Na kort langs Fort Nieuw Amsterdam te zijn gereden, gingen we verder naar plantage Mariënburg. Mariënburg is inmiddels een verlaten plantage, maar was vroeger een grote onderneming van de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM), één van de voorlopers van de ABN-AMRO. Vroeger werd er met contractarbeid suikerriet verwerkt, tegenwoordig ligt de plantage er vrij troosteloos bij. De woning van de voormalige directeur is nog redelijk gerestaureerd, maar de voormalige fabriekshal, waar het suikerriet van de plantage binnenkwam en tot suiker werd verwerkt, geeft een bijna surrealistische aanblik. De hal is overwoekerd met plantgroei, het grootste deel van het dak mist, de dakplaten die er nog wel zijn kunnen ieder ogenblik naar beneden storten en maken een vervaarlijk, klapperend geluid in de wind. Op sommige delen is de dakconstructie zo zwak dat alles wel eens naar beneden zou kunnen komen. In de hal zelf staan nog enkele oude machines, waar de elementen vrij spel op hebben en waar alle bruikbare onderdelen inmiddels vanaf gesloopt zijn. Maar toch, met een beetje fantasie voel je in de hal nog de drukte van vroeger, van een actief bedrijf. Je hoort de machines werken, de arbeiders roepen en je proeft de activiteit. Maar terug in de werkelijkheid van vandaag hoor je alleen nog de vogels fluiten.
Mariënburg was ook het toneel van een grote opstand, van 27 tot 30 juli 1902. Een groot deel van de Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders kwam in opstand, volgens één lezing tegen lage lonen, aangewoekerd door vermeend seksueel misbruik door de directeur van een contractarbeidster. Hoe het ook zij, de directeur probeerde nog te vluchten, maar hij werd gevonden en doodgeslagen, op de plaats waar wij ons bevonden. Het Koloniaal Bestuur reageerde door het leger naar de plantage te sturen, en in de daarop volgende commotie vielen uiteindelijk 24 doden onder de contractarbeiders. Voor hen is een monument opgericht, waarop te lezen valt:
Op deze plaats heeft het toenmalige Koloniaal Leger de opstand van de strijdhaftige contractarbeiders van de plantage Mariënburg onder aanvoering van Hardat en Wongsoredjo op 30 Juli 1902 bloedig neergeslagen. Deze opstand vond zijn oorsprong in onderdrukking, uitbuiting en vernedering van de contractarbeiders door de koloniale heersers.
Na Mariënburg bezochten we ook nog plantage Peperpot, waar we een mandur, een voorman, ontmoetten. Hij was opgeleid om op de plantage te werken als voorman, maar toen hij in de kracht van zijn leven was ging de plantage failliet. Emotioneel vertelde hij hoe hij de plantage had zien neergaan. Na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 was de Surinaamse overheid vooral geïnteresseerd in grote infrastructurele projecten, de plantages kregen geen steun. De ondergang van Peperpot was één van de resultaten.
De middag werd afgesloten bij een Javaanse warung, een eettentje, waar ik van heerlijke Javaanse saoto soep heb genoten. Eigenlijk zou de middag om 14.00 afgelopen zijn, het werd twee uur later. Ach, in Suriname is tijd toch relatief. 's Avonds ben ik met Christine en een nieuwe huisgenote nog even de stad ingegaan.
Op zondag ben ik naar een kerk geweest. Toevallig heet een straat hier in de buurt 'kerklaan', en toen ik er een stukje inliep kwam ik inderdaad een Hervormd kerkje tegen met de welluidende naam 'Morgenster'. De dienst, die om 09.00 begon en onder leiding stond van een vrouwelijke dominee, ging over Mattheüs 28, de Grote Opdracht. Tussendoor werd gezongen, vooral uit het Liedboek voor de Surinaamse Kerken. Enkele liederen waren in het Sranan Tongo, maar de meeste waren Nederlands, waaronder bekende als 'God is getrouw, zijn plannen falen niet', 'Geest van hierboven, leer ons geloven' en 'Mijn Jezus, ik houd van U', alles begeleid door een orgel. De dienst was redelijk vergelijkbaar met een hervormde dienst in Nederland, alleen was dit in de tropen. Na afloop van de dienst was ik nog van harte welkom voor koffie met gebak, maar ik moest weer naar huis, omdat ik deze week een presentatie moet geven over mijn onderzoek en daar nog vanalles voor moest doen.
Deze week moeten alle studenten tijdens de college's een presentatie geven over hun onderzoek. Voor Annika, Christine en mij betekent dat vooral dat we vertellen wat we van plan zijn om te gaan doen. De Surinaamse studenten hebben al vanalles onderzocht. Die studenten komen overigens uit allelei bevolkingsgroepen hier, Afro-Surinaams, Hindostaans, Javaans, Inheems en het zijn aardige mensen. Sowieso vind ik de Surinamers tot nu toe aardig. Pas ging ik een wandelingetje maken in de buurt, en allerlei mensen groeten vriendelijk, vaak vanaf hun terras. Het is zeer gemakkelijk om een praatje te beginnen. Ik kreeg van een Surinamer een stuk suikerriet, hij liet me zien hoe je hem moet kappen en hoe je op het binnenste gedeelte kunt zuigen zodat er zoet sap uitkomt.
Maar goed, ondanks dat stress en Suriname niet bij elkaar passen, moeten we nu toch wel even hard werken. Ik heb woensdag mijn presentatie, best wel spannend dus. Dus ik ga maar weer aan de slag.
De kakkerlakken in het Nationaal Archief van Suriname, waarvoor ik gewaarschuwd was, heb ik nog niet gezien. Sterker nog, ik heb de binnenkant van het Nationaal Archief nog helemaal niet gezien. Afgelopen donderdag zouden we daar naartoe, maar die dag kwam het tragische bericht binnen dat een vliegtuig in het binnenland was neergestort. Nu bevind het vliegveld voor binnenlandse vluchten vanuit Paramaribo, Zorg en Hoop, zich vlak naast het archief. Aangezien het op dat vliegveld een drukte van belang was wegens de ramp had men de hele omgeving ervan afgezet en was het archief niet bereikbaar. Voor ons betekende dat, dat ons bezoek niet door kon gaan. Gelukkig konden we nog wel naar programmapunt twee: de studiezaal van de bibliotheek / het archief van het Surinaams Museum. Toen we daarheen gingen wisten we nog niet dat daar onze eigen 'ramp' zou plaatsvinden.
Binnengeleid in de mooie studiezaal van het Surinaams Museum bleken alle stoelen reeds bezet. Christine en ik namen daarom plaats op een tafel aan de wand, na de constructie grondig op stevigheid te hebben beoordeeld. Er was geen vuiltje aan de lucht, totdat een derde persoon de tafel als zitvlak besloot te gebruiken. Dat was toch iets teveel van het goede, waarna de tafel met luid geraas ineenstortte, alles en iedereen meeslepend. Gelukkig was niemand echt gewond en leek er, op de tafel na, niets stuk te zijn. Na deze knallende binnenkomer kregen we van historica Hilde Neus een paar van de mooiste stukken van het Surinaams Museum te zien. Ik hoop dat ik op deze plaats nog regelmatig terug kan komen voor mijn onderzoek. Men heeft er echter een groot probleem met onderbezetting: er zijn gewoon te weinig mensen omdat er te weinig geld is. Heel erg zonde, want zo'n mooie collectie verdient een goede behandeling en ontsluiting.
Na afgelopen vrijdag weer een 'regulier' college te hebben gehad, waarin we de documentaire Bang, voor altijd bang, over de Binnenlandse Oorlog bespraken, gingen we op zaterdag naar het district Commewijne. Om dat district te bereiken moesten we, met het gehuurde busje, over de hoge, indrukwekkende Jules Wijdenboschbrug. De Surinamers praten er vol trots over, vooral omdat deze brug niet met Nederlands ontwikkelingsgeld zou zijn gebouwd. De trip stond onder leiding van mevrouw Caprino, een aardige historica.
Commewijne is een landelijk gebied, vol akkers, polders, kreekjes en sluisjes. Vroeger was waren er grote plantages gevestigd, waaronder Mariënburg. Tegenwoordig is het een gebied dat vooral ook leeft van de handel. Dat Suriname een land in ontwikkeling is, is in Commewijne duidelijk te zien. Overal is men bezig met bouwen en het verkavelen van grond. Veel Surinamers die het kunnen betalen kopen een stukje grond en sparen vervolgens een huis bij elkaar. Ieder weekend zijn ze dan te vinden op hun stukje grond, om hun droomhuis weer iets verder te bouwen. Commewijne is ook interessant omdat het gebied het Javaanse disctrict bij uitstek is. Er wonen veel Javanen, vaak nog in traditionele kampongs. Aangezien deze Surinaamse Javanen centraal staan in mijn onderzoek, keek ik extra geïnteresseerd naar dit gebied.
Na kort langs Fort Nieuw Amsterdam te zijn gereden, gingen we verder naar plantage Mariënburg. Mariënburg is inmiddels een verlaten plantage, maar was vroeger een grote onderneming van de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM), één van de voorlopers van de ABN-AMRO. Vroeger werd er met contractarbeid suikerriet verwerkt, tegenwoordig ligt de plantage er vrij troosteloos bij. De woning van de voormalige directeur is nog redelijk gerestaureerd, maar de voormalige fabriekshal, waar het suikerriet van de plantage binnenkwam en tot suiker werd verwerkt, geeft een bijna surrealistische aanblik. De hal is overwoekerd met plantgroei, het grootste deel van het dak mist, de dakplaten die er nog wel zijn kunnen ieder ogenblik naar beneden storten en maken een vervaarlijk, klapperend geluid in de wind. Op sommige delen is de dakconstructie zo zwak dat alles wel eens naar beneden zou kunnen komen. In de hal zelf staan nog enkele oude machines, waar de elementen vrij spel op hebben en waar alle bruikbare onderdelen inmiddels vanaf gesloopt zijn. Maar toch, met een beetje fantasie voel je in de hal nog de drukte van vroeger, van een actief bedrijf. Je hoort de machines werken, de arbeiders roepen en je proeft de activiteit. Maar terug in de werkelijkheid van vandaag hoor je alleen nog de vogels fluiten.
Mariënburg was ook het toneel van een grote opstand, van 27 tot 30 juli 1902. Een groot deel van de Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders kwam in opstand, volgens één lezing tegen lage lonen, aangewoekerd door vermeend seksueel misbruik door de directeur van een contractarbeidster. Hoe het ook zij, de directeur probeerde nog te vluchten, maar hij werd gevonden en doodgeslagen, op de plaats waar wij ons bevonden. Het Koloniaal Bestuur reageerde door het leger naar de plantage te sturen, en in de daarop volgende commotie vielen uiteindelijk 24 doden onder de contractarbeiders. Voor hen is een monument opgericht, waarop te lezen valt:
Op deze plaats heeft het toenmalige Koloniaal Leger de opstand van de strijdhaftige contractarbeiders van de plantage Mariënburg onder aanvoering van Hardat en Wongsoredjo op 30 Juli 1902 bloedig neergeslagen. Deze opstand vond zijn oorsprong in onderdrukking, uitbuiting en vernedering van de contractarbeiders door de koloniale heersers.
Na Mariënburg bezochten we ook nog plantage Peperpot, waar we een mandur, een voorman, ontmoetten. Hij was opgeleid om op de plantage te werken als voorman, maar toen hij in de kracht van zijn leven was ging de plantage failliet. Emotioneel vertelde hij hoe hij de plantage had zien neergaan. Na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 was de Surinaamse overheid vooral geïnteresseerd in grote infrastructurele projecten, de plantages kregen geen steun. De ondergang van Peperpot was één van de resultaten.
De middag werd afgesloten bij een Javaanse warung, een eettentje, waar ik van heerlijke Javaanse saoto soep heb genoten. Eigenlijk zou de middag om 14.00 afgelopen zijn, het werd twee uur later. Ach, in Suriname is tijd toch relatief. 's Avonds ben ik met Christine en een nieuwe huisgenote nog even de stad ingegaan.
Op zondag ben ik naar een kerk geweest. Toevallig heet een straat hier in de buurt 'kerklaan', en toen ik er een stukje inliep kwam ik inderdaad een Hervormd kerkje tegen met de welluidende naam 'Morgenster'. De dienst, die om 09.00 begon en onder leiding stond van een vrouwelijke dominee, ging over Mattheüs 28, de Grote Opdracht. Tussendoor werd gezongen, vooral uit het Liedboek voor de Surinaamse Kerken. Enkele liederen waren in het Sranan Tongo, maar de meeste waren Nederlands, waaronder bekende als 'God is getrouw, zijn plannen falen niet', 'Geest van hierboven, leer ons geloven' en 'Mijn Jezus, ik houd van U', alles begeleid door een orgel. De dienst was redelijk vergelijkbaar met een hervormde dienst in Nederland, alleen was dit in de tropen. Na afloop van de dienst was ik nog van harte welkom voor koffie met gebak, maar ik moest weer naar huis, omdat ik deze week een presentatie moet geven over mijn onderzoek en daar nog vanalles voor moest doen.
Deze week moeten alle studenten tijdens de college's een presentatie geven over hun onderzoek. Voor Annika, Christine en mij betekent dat vooral dat we vertellen wat we van plan zijn om te gaan doen. De Surinaamse studenten hebben al vanalles onderzocht. Die studenten komen overigens uit allelei bevolkingsgroepen hier, Afro-Surinaams, Hindostaans, Javaans, Inheems en het zijn aardige mensen. Sowieso vind ik de Surinamers tot nu toe aardig. Pas ging ik een wandelingetje maken in de buurt, en allerlei mensen groeten vriendelijk, vaak vanaf hun terras. Het is zeer gemakkelijk om een praatje te beginnen. Ik kreeg van een Surinamer een stuk suikerriet, hij liet me zien hoe je hem moet kappen en hoe je op het binnenste gedeelte kunt zuigen zodat er zoet sap uitkomt.
Maar goed, ondanks dat stress en Suriname niet bij elkaar passen, moeten we nu toch wel even hard werken. Ik heb woensdag mijn presentatie, best wel spannend dus. Dus ik ga maar weer aan de slag.
Foto's bij 'Rampen en zegeningen'
Abonneren op:
Posts (Atom)